Binnenstad: Historie
De stad Doesburg is ontstaan op een rivierduin bij plek waar de riviersystemen van de Oude IJssel en de Gelderse IJssel samenvloeien. Deze hoge, droge plek in een natte omgeving vormt het westelijke uiteinde van de rivierduinenrug, die de Oude IJssel in Nederland aan de noordzijde begeleidt. Hierover voert al eeuwen een handelsroute tussen het Duitse achterland en Holland. Omdat deze route bij Doesburg de IJssel kruist was de ligging van Doesburg strategisch. Omstreeks het jaar 1000 was sprake was van een permanente bewoning en van een agrarische nederzetting. Vanaf 1237 kan, door het toekennen van stadsrechten aan Doesburg, gesproken worden over een (vesting)stad waarvan de kern toentertijd omgrensd werd door de huidige Windmolenstraat, Koepoortstraat, Boekholtstraat en Kloosterstraat. De contouren van de huidige binnenstad ontstonden in 1343, toen graaf Reinout I, na een verwoestende overstroming, toestemming gaf om de stad ‘uit te leggen’ en van nieuwe muren, poorten en grachten te voorzien. De oudst bekende afbeelding van de stadsplattegrond stamt uit 1560 van de hand van Jacob van Deventer.
HISTORISCHE ONTWIKKELING
Binnen de ovaal van de 16de eeuwse stadsmuren zijn het laat-middeleeuwse straten- en bebouwingspatroon nog zeer goed herkenbaar. Voor de binnenste vestinggordel, die daaromheen ligt, ligt dat anders. Dat heeft ermee te maken dat deze gordel al in de 17de eeuw haar functie voor de verdediging van de stad verloor. Voor een goed begrip van het huidige situatie staan we hier wat langer bij stil.
1300-1600
Tussen 1300 en 1400 is de Gelderse IJssel bedijkt. Daardoor nemen aanvankelijk de waterstanden in de IJssel toe. Na een overstroming in 1342 wordt de stad in 1343 ommuurd en van grachten voorzien. Daarbij is waarschijnlijk ook al het veer verplaatst en is ook een aftakking gemaakt van de Oude IJssel langs de oostzijde van de stad, zoals op de kaart van Jacob van Deventer uit 1560 goed is te zien. Hierdoor kwam Doesburg op een eiland te liggen, met drie bruggen verbonden met het land. De stadsmuur heeft 16 torens en 4 poorten. Na 1500 werden de waterstanden in de IJssel steeds lager. Daarom heeft men, zoals op de kaart van Van Deventer is te zien, een nieuwe IJsselgeul gegraven, dichter langs de stad.
1600-1700
Een belangrijke verbetering voor de handelsroute via Doesburg was de aanleg van een schipbrug over de IJssel in 1605. In 1607 gaf Prins Maurits opdracht voor de aanleg van nieuwe vestingwerken. Deze kreeg de plattegrond van een ster en bestond uit een aarden wal met 9 bastions (of bolwerken), 4 ravelijnen en 2 hoornwerken. Dit werd omgeven door een gracht met daarbuiten een contre-escarpe (weg buitenom). De hoofdstroom van de Oude IJssel kwam weer aan de westzijde van de stad te liggen. De vesting was een voorbeeld van het zogenaamde Oud Nederlandse Vestingstelsel en werd destijds als één van de sterkste van het land beschouwd. Op de kaarten van Blaeu (1649) en van Geelkerken (1652) zijn deze vestingwerken afgebeeld. In het rampjaar 1672 werd Doesburg ingenomen door de Fransen, die in 1673 een groot deel van de fortificaties laten afgraven en delen van de grachten laten dempen. Restanten van de oude vestinggordel zijn terug te vinden in de contouren van de oude stadsgrachten.
1700-1850
In 1697 wordt een nieuw verdedigings–systeem ontworpen door Menno van Coehoorn. Dit komt grotendeels buiten de contouren van de oude vestinggordel te liggen, ruim buiten de oude stad. Alleen bij de Ooipoort zien we opnieuw een hoornwerk terugkomen en ook bleven de Oude IJssel en de IJssel een rol spelen in de verdedigingsgordel. Het hoornwerk bij de Ooipoort werd daarna een aantal keren verbeterd, waarbij uiteindelijk een dubbel hoornwerk ontstond. Opvallend is dat de oude vestinggordel nadat deze zijn functie voor de verdediging had verloren nog ruim twee eeuwen vrijwel onbebouwd bleef. Wel werd het gebied gebruikt als moestuin, hakhoutbos en begraafplaats. Ook zien we op de kadastrale kaart van ca. 1830 twee blekerijen, twee leerlooierijen en een oliemolen.
1850-1950
In de tweede helft van de 19de eeuw begint de oude vestinggordel te veranderen. Direct rond de contouren van de voormalige middeleeuwse stadsmuur wordt een singel aangelegd; een rondlopende weg met aan beide zijden bomen, vooral bedoeld als stadswandeling (zie luchtfoto 1940). Op het gedeelte tussen de Koepoort en de Ooipoort wordt een wandelpark aangelegd: Plantsoen (zie plattegrond van Doesburg 1920). Op het bastion bij de Ooipoort wordt in 1867 de Mauritskazerne gebouwd, en later op het bastion bij de Koepoort de HBS.Aan de andere kant, tussen de Ooipoort en de Veerpoort, ontwikkelde zich langs de IJsselkade industrie. Hier stond ondermeer een gasfabriek en een watertoren. Bij het Hoornwerk kwam de ijzergieterij. De ontwikkeling van industrie gaat door tot en met de tweede helft van de 20ste eeuw.Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw komt er ook meer woningbouw in de vestinggordel. Tussen de Koepoort en de schipbrug verrijst langs de Koedijk (nu Flugi van Aspermontlaan) statige bebouwing, evenals aan een aangrenzende deel van de Contre Escarpe. Ook langs de buitenzijde van de singel rond de oude stad komt steeds meer bebouwing, vooral in het begin van de 20ste eeuw.
1950-2000
In 1952 komt de nieuwe IJsselbrug gereed met aansluitend daarop de provinciale weg, die op een grondlichaam dwars door de vestinggordel en het Plantsoen wordt aangelegd. Het noordelijk deel van het Plantsoen aan de IJssel wordt ingericht als bedrijventerrein (Verhuelweg). Het zuidelijk deel van het Plantsoen maakt deels plaats voor woningbouw. De afrit van deze nieuwe weg doorsnijdt de vestinggordel ter hoogte van de Koepoort. Vervolgens vindt ook rond de Juliana van Stolberglaan en de Halvemaanweg bebouwing plaats.
2000-HEDEN
Op het eind van de 20ste eeuw verandert het aanzicht van de oude vestinggordel opnieuw. De singel wordt geleidelijk aan een verkeersring, waarbij de bomen verdwijnen. De Mauritskazerne en de oude HBS zijn inmiddels gesloopt en vervolgens ook de industrie langs de IJsselkade. Op een aantal plekken komt nieuwbouw van hoge kwaliteit. Op de plek van de Mauritskazerne komt een woningcomplex in historiserende stijl. En langs de IJsselkade verrijst een modern hoogstedelijk woongebied langs een wandelkade. Door het aanleggen van een nieuwe gracht, weliswaar niet op de oorspronkelijke plek, wordt de samenhang van de vestinggordel weer versterkt.
STADSAANLEG
Tussen 1300 en 1400 is de Gelderse IJssel bedijkt. Dit is vermoedelijk de aanleiding voor een grote overstroming, die de stad in 1342 treft. Het jaar daarna, in 1343, gaf graaf Reinout I toestemming om de reeds ommuurde stad ‘uit te leggen’ en van nieuwe muren, poorten (Koepoort, Meipoort, Ooipoort en Veerpoort) en grachten te voorzien. Daarbij is ook de stadsplattegrond aangepast. Een ingreep was vermoedelijk de aanleg of verbreding van de Koepoortstraat. Op de plattegrond van Jacob van Deventer is deze muur met bijbehorende poorten en grachtenstelsel duidelijk te zien. Ook het stelsel van straten in de binnenstad is op deze plattegrond duidelijk zichtbaar. De straten die naar de stadspoorten voerden waren de hoofdstraten. Langs deze hoofdstraten was een aaneengesloten rij bebouwing van onder andere stadshuizen, openbare gebouwen en handelshuizen gelegen. Naast de dicht bebouwde hoofdstraten kende Doesburg naar de randen toe grote onbebouwde gebieden. Hier waren kloosters, kerken, fraterhuizen etc. gelegen en hadden de stadsboeren hun land. In 1609 kreeg Doesburg een nieuw verdedigingsstelsel (zie afbeelding: vogelvlucht v. Geelkerken uit 1652). De muur werd voor een deel afgebroken en er werd aan de landzijde een aarden wal met bastions, ravelijnen en hoornwerken aangelegd, dit alles werd omgeven door een gracht. Lang hebben deze werken niet standgehouden, want reeds in 1674 werden de fortificaties afgegraven en is een deel van het grachtenstelsel gedempt.
BOUWGESCHIEDENIS
De oudste waarneembare delen van gebouwen in de binnenstad stammen uit het eind van de 14e eeuw, de tijd van de gotiek. In Doesburg is dit terug te vinden in de beide kerken, de Martinikerk en de Gasthuiskerk. Zo ook in het Waaggebouw en het Stadhuis; met beide de voor de gotische stijl van de Hanzesteden kenmerkende trapgevel met grote trappen. Door de tijd heen zijn de trapgevels voor een groot deel vervangen door topgevels, waardoor de gotische bouwstijl aan de buitenkant als zodanig niet meer herkenbaar is. Wel komen er nog elementen binnenin voor die naar deze bouwstijl verwijzen, zoals sleutelstukken etc.
Gelderse gevel
Een ander type bouwstijl, daterend uit de 16e eeuw, is het huis met de zogenaamde Gelderse gevel. De topgevels bestaan uit hol en bol gevormde beëindigingen. Op een enkele plek komen deze nog voor, maar het merendeel is in het begin van de 20e eeuw verdwenen. Einde 18e eeuw is er een omslag in het uiterlijk van de bebouwing te zien; men is uitgekeken op de trap- en topgevels. Veel topgevels worden gesloopt om plaats te maken voor een houten gootlijst. Tevens neemt de classicistische bouwstijl een belangrijke plaats in, waarbij gebruik gemaakt werd van elementen uit de Griekse bouwstijl. De huizen uit deze tijd krijgen vaak geheel nieuwe gevels. Aan het eind van de 19e eeuw ontstaat er een geheel nieuwe bouwstijl: de Jugendstil (of Art Nouveau). In de binnenstad beperkt deze stijl zich tot de kleine constructies, zoals geglazuurde stenen en geslepen ruitjes, waar de sierlijke en asymmetrische lijnvoering een belangrijke rol spelen.




