Welstand gemeente Zutphen
StartpaginaUw mening
Actueel
Contact
Thema 13 Bijzondere bebouwingscomplexen

Beoordelingscriteria

Onderstaande welstandscriteria gelden specifiek voor dit bebouwingsthema. Als een bouwplan niet aan deze specifieke welstandscriteria voldoet, kan een nadere beoordeling plaatsvinden op basis van de algemene welstandscriteria. Wellicht dat dit alsnog leidt tot een positief welstandsoordeel.

De voorgaande gebiedsbeschrijvingen en beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van deze beoordelingscriteria.

Voor hoogbouwlocaties zijn de richtlijnen en beoordelingscriteria vastgelegd in de nota Stadssilhouet van Zutphen. De hierna gegeven criteria zijn aanvullend op de nota.

Criteria gelden slechts indien en voor zover het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt.

Voor reclame, markiezen/zonweringen, terrassen en uitstallingen zijn afzonderlijke objectcriteria in de welstandsnota opgenomen.


Situering

  • De bebouwing richt zich in hun situering en verschijningsvorm op de maat, de schaal en de structuur van de (stedelijke) omgeving.
  • Hoofdgebouwen staan aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie.
  • Bij (vervangende) nieuwbouw staat de bebouwing in dezelfde rooilijn als de belendende bebouwing.
  • De ritmiek, de schaal en de hoogte van de bebouwing is afgestemd op die van de omgeving.
  • In een parkachtige omgeving staan gebouwen geclusterd of in een onderlinge samenhang op het terrein geplaatst.
  • Publieke en representatieve functies zijn naar de straatzijde georiënteerd.
Massa en vorm

  • De hoofdvorm van de gebouwen is eenduidig.
  • De richting van de gebouwen volgt in hoofdzaak de richting van de straat.
  • Aan en bijbouwen houden rekening met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing.
Gevels

  • Gevels zijn eenduidig vormgegeven in een architectonische uitstraling.
  • Onderverdieping(en) van de gebouwen zijn georiënteerd op de openbare ruimte.
  • De horizontale en / of verticale geleding van de gevels is in maat en schaal afgestemd op die van de stedelijke omgeving.
  • De gevelopeningen hebben in de stedelijke omgeving een verticaal karakter, in een parkachtige omgeving een horizontaal karakter.
  • Bij uitbreidingen is het aanwezige architectonische uitstraling maatgevend.
Kleurgebruik

  • Hoofdmaterialen worden in gedekte en natuurlijke kleuren toegepast.
  • Bij renovatie en nieuwbouw wordt het oorspronkelijke kleurgebruik als uitgangspunt genomen.
  • Grotere vlakken tonen geen sterke kleurcontrasten.
  • Kleurgebruik dient bij te dragen aan de herkenbaarheid en de eigen identiteit van de bebouwing.
Materiaalgebruik

  • Hoofdmaterialen worden in gedekte en natuurlijke kleuren toegepast.
  • Bij renovatie en nieuwbouw wordt het oorspronkelijke kleurgebruik als uitgangspunt genomen.
  • Grotere vlakken tonen geen sterke kleurcontrasten.
  • Kleurgebruik dient bij te dragen aan de herkenbaarheid en de eigen identiteit van de bebouwing.
Detaillering

  • De detaillering is zorgvuldig en met aandacht voor de plasticiteit van de gevel uitgewerkt.
Afwerking erven

  • In stedelijke situaties sluit de inrichting van het voorerf aan bij het karakter van de openbare inrichting.
  • De openbare ruimte in de directe omgeving van de gebouwen en de bebouwing op zich dienen als geheel te worden gezien en ook zodanig te worden ingericht.
  • Binnenterreinen worden ingericht en onderhouden volgens een zorgvuldig ontworpen inrichtingsplan.
  • Hekwerken hoger dan een meter staan achter de voorgevelrooilijn en zijn afgestemd op de architectuur van het hoofdgebouw.
Objectcriteria

De objectcriteria voor reclame, markiezen/zonweringen, terrassen en uitstallingen zijn beschreven in hoofdstuk 6.

Kaart Thema 13