Thema 2 Historische bebouwingslinten
Beoordelingscriteria
Onderstaande welstandscriteria gelden specifiek voor dit bebouwingsthema. Als een bouwplan niet aan deze specifieke welstandscriteria voldoet, kan een nadere beoordeling plaatsvinden op basis van de
algemene welstandscriteria. Wellicht dat dit alsnog leidt tot een positief welstandsoordeel.
De voorgaande gebiedsbeschrijvingen en beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van deze beoordelingscriteria.
Criteria gelden slechts indien en voor zover het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt.
Voor reclame, markiezen/zonweringen, terrassen en uitstallingen zijn afzonderlijke
objectcriteria in de welstandsnota opgenomen.
Algemeen
- In de structuur, de opbouw en de breedte van de bebouwing is het oorspronkelijke ruimtelijke karakter, met als uitgangspunt kleinschaligheid, diversiteit en de historische ontwikkeling, afleesbaar.
Situering
- Het ruimtelijk karakter is gebaseerd op de gegroeide kleinschaligheid, openheid en diversiteit.
- Nieuwbouw sluit aan bij de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving.
- De parcellering, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend bij nieuwbouw.
- Bedrijfsbebouwing staat op het achtererf. (historische 'deel'staat aan de straat).
- Verspringingen in de rooilijn blijven binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing.
- Het bebouwingbeeld van herkenbare individuele panden wordt in stand gehouden, waarbij elk pand een eigen vormgeving, maatvoering en detaillering heeft.
- Panden zijn gericht naar de openbare ruimte.
- Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg zijn als voorgevel behandeld.
Massa en vorm
- De massa en vorm van nieuwbouw zijn zorgvuldig ingepast tussen de bestaande bebouwing.
- De bouwhoogte is ca. twee lagen met kap, en wijkt af van de bouwmassa en kapvorm van de belendende omgeving.
- Bebouwing van een grotere massa en hoogte dan de direct omringende gebouwen, staan op grotere afstand tot de weggrens.
- Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen zijn toevoegingen per woning ondergeschikt aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel.
- Hierbij is de eenmaal toegevoegde toevoeging in beginsel de standaard uitvoering voor de overige panden.
- De bestaande samenhang en afwisseling vormgeving van de kappen in de omgeving blijven gehandhaafd, waarbij moderne interpretaties worden gestimuleerd.
- De vormgeving van het dak is afgestemd op de stijl van het betreffende pand.
- De straatwanden zijn opgebouwd uit individuele panden van verschillende breedte en hoogte, elk met een eigen gezicht, passend binnen de historische parcellering.
Gevels
- Bij verbouw en renovatie worden de oorspronkelijke gevelopbouw, ornamentiek en het materiaal- en kleurgebruik gerespecteerd.
- Originele puien in de panden respecteren, d.w.z. de aanwezige omlijstingen, kroonlijsten, penanten, tussenkolommen en borstweringen handhaven.
- Oorspronkelijke plinten handhaven, bij nieuwe puien plinten in steenachtig materiaal aanbrengen.
- Relatief vlakke voorgevels, die door de ambachtelijke bouwkundige detaillering van ramen, kozijnen, deuren, luiken, puien, daklijsten, metselwerk, ornamenten etc. hun plasticiteit verkrijgen. Toevoegingen in de vorm van portieken etc. zijn bij uitzondering toelaatbaar, mits ondergeschikt aan de totale gevelwand.
- Bij nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving v.w.b. volume en massaopbouw het uitgangspunt.
- De maat en schaal van de gevelindeling worden gerespecteerd.
- De geleding en ritmiek van de gevel zijn verticaal gericht.
- Opbouw van de voorgevels in een:
- Voet: plint / beganegrondlaag; met borstwering en/of trasraam van afwijkend duurzaam materiaal, soms met lijst als overgang naar eerste verdieping.
- Romp: verdiepingslaag (of -lagen); meestal een gevelvlak met verticale ramen.
- Hoofd: een daklijst of topgevel en eventueel een dakkapel of ornament als bekroning.
- Deze opbouw komt onder andere tot uitdrukking in het verschil in hoogte van de bouwlagen (de beganegrondlaag is vaak relatief hoog en de verdiepingshoogte wordt naar boven toe steeds lager) en het verschil in grootte van de gevelopeningen (de eerste verdieping heeft meestal grotere ramen dan de daarboven gelegen verdieping).
- In de horizontale gevelopbouw zijn de begrenzing van de onderzijde (plint) en de bovenzijde (goot of kroonlijst) als belangrijke elementen behandeld. Let daarbij op gevelassen, kolomplaatsingen e.d.
- De architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand blijft uitgangspunt in geval van splitsing.
- De individualiteit van de panden dient ten alle tijden gehandhaafd te blijven, ook als de diverse panden intern zijn geschakeld.
- Pui ontwerpen in goede samenhang met de architectuur van het oorspronkelijke pand. Passend bij de schaal en de maat van de totale gevel.
- De vormgeving van de onderpui hangt samen met die van de bovengevel. Zij- en tussenpenanten in relatie brengen met de bovengevel.
- Voor zover dat past binnen bovenstaande criteria zijn de puien van winkels en bedrijven op straatniveau zo veel mogelijk transparant van karakter. Daarbij kan maximaal de helft geopend worden d.m.v. draaiende, schuivende of wegklapbare delen.
- Geheel of vrijwel geheel geblindeerde glaspartijen en geheel of vrijwel geheel gesloten gevelvlakken zijn op straatniveau niet toegestaan.
- De vormgeving van entree en de eventuele symmetrie van de gevelopbouw wordt zorgvuldig behandeld.
- De entrees naar bovenwoningen dienen in de straatgevel gehandhaafd te blijven. Bij (ver)nieuwbouw dienen dergelijke entrees bij voorkeur weer te worden aangebracht.
- Toevoegingen, zoals opgetrokken middenrisalieten en dakuitbouwen aan de voorzijde maken in plaatsing en vormgeving deel uit van het ontwerp van de onderliggende (voor)gevel.
- Toevoegingen als pothuizen en trappen zijn ondergeschikt en opgenomen in de architectuur van de gevel.
Kleurgebruik
- Bij verbouwing of renovatie is het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt genomen.
- Bij nieuwbouw bepalen aardkleuren het aanzicht van de hoofdvlakken.
- Grotere vlakken tonen geen sterke kleurcontrasten.
- In lichte kleur geschilderde gevels en stucwerk worden toegestaan indien deze kenmerkend zijn voor de omgeving en in getemperd kleurniveau worden toegepast.
- Op de dakvlakken zijn donkere, oranje of rode dakpannen toegepast.
- De kleuren van dakpannen en gevels zijn op elkaar afgestemd.
- Geen felle, dominante of sterk contrasterende kleuren toepassen.
- De kleurtoepassing dient in harmonie met het pand en de omgeving te zijn.
Materiaalgebruik
- Bij nieuwbouw bestaan gevels in hoofdzaak uit baksteen, voor de daken worden dakpannen toegepast. Andere dakbedekking wordt toegestaan indien deze kenmerkend is voor de omgeving.
- Glas, spiegelende oppervlakken, kunststof en volkern plaat worden niet toegepast bij beplating van gevels.
- Kozijnen zijn van hout.
- Duurzame materialen toepassen, afgestemd op aanwezige materialen v.d. oorspronkelijke gevel.
- Bij renovatie zorgvuldig omgaan (herstel, interpretatie of reactie) met de ornamentiek zoals: overstekken, daklijsten, siermetselwerk lijsten, speklagen en de specifieke detaillering van gevelopeningen, balkonhekken, deurluifels en dergelijke.
- Gevelreclame aan panden met een commerciële functie past binnen de structuur en de detaillering van de gevel.
- Detaillering afstemmen op oorspronkelijke detaillering v.d. gevel.
- In onderlinge samenhang vormgeven. Bij voorkeur hagen toepassen, al dan niet voorzien van open en donker geschilderd sierhekwerk.
- Toegangspoorten en dergelijke worden in de lijn van de voorgevel of de erfgrens geplaatst.
- De inritten laten de groenstructuur en het wegprofiel intact.
- De inritten naar erven en achterterreinen zijn beperkt van afmeting en worden uitgevoerd in grind of klinkermateriaal.
Objectcriteria
De objectcriteria voor reclame, markiezen/zonweringen, terrassen en uitstallingen zijn beschreven in hoofdstuk 6.