5.3.3. Beoordelingscriteria beschermde dorpsgezichten

Algemeen

  • In de structuur, de opbouw en de breedte van de bebouwing zijn het oorspronkelijke ruimtelijk karakter, met als uitgangspunt kleinschaligheid en diversiteit en de historische ontwikkeling afleesbaar.
  • De bebouwing en de stedenbouw worden behandeld vanuit de toegekende monumentale status van beschermd dorpsgezicht.

Plaatsing en situering

  • De ritmiek van individuele gevels die met een eigen vormgeving, waarbij maatvoering en detaillering ieder een eigen karakter hebben, blijft behouden.
  • Panden zijn rechtstreeks georiënteerd op de openbare ruimte, danwel op de (gezamenlijke) binnenplaats.
  • De parcellering, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend bij nieuwbouw.
  • Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg worden als voorgevel behandeld

Massa en vorm

  • Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen, blijven toevoegingen per pand ondergeschikt aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel.
  • De kapvorm en kaprichting sluiten aan bij die van de omgeving en het karakter van het pand.
  • Een meer eigentijdse vormgeving van een kap, sluit aan bij de bestaande kapvormen.
  • Bij splitsing van het pand blijft de architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand behouden.

Gevelopbouw

  • Bij verbouw en renovatie worden de oorspronkelijke gevelopbouw, ornamentiek en het materiaal- en kleurgebruik gerespecteerd.
  • De architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand blijft uitgangspunt in geval van splitsing.
  • De individualiteit van de panden dient ten alle tijden gehandhaafd te blijven, ook als de diverse panden intern zijn geschakeld.
  • In de horizontale gevelopbouw dient respectvol omgegaan te worden met de onderzijde (plint) en de bovenzijde (goot of kroonlijst).
  • Toevoegingen van panden met relatief vlakke voorgevels (die door de ambachtelijke bouwkundige detaillering van ramen, kozijnen, deuren, luiken, puien, daklijsten, metselwerk, ornamenten etc. hun plasticiteit verkrijgen) zijn bij uitzondering toelaatbaar, mits ondergeschikt aan de totale gevelwand.

Dakkapellen, dakramen en zonnepanelen

  • Plaatsing van dakkapellen, dakramen en zonnepanelen altijd in overleg met de welstands- en monumentencommissie.

Kleur- en materiaalgebruik

  • Het kleur- en materiaalgebruik is ondergeschikt en dient zodanig toegepast te worden dat deze de architectuur ondersteunt. Tevens is het beeld van het beschermde dorpsgezicht ter plaatse mede bepalend voor de keuze van de kleur.
  • Het kleur- en materiaalgebruik draagt bij aan het behoud van de kenmerken van het gebied, ondanks de (actuele) aanpassingen.
  • De kleuren van stucwerk of geschilderde gevels zijn afgestemd op het kleurgebruik in de omgeving. Kleuren van dakpannen en gevels zijn op elkaar afgestemd
  • Kleuren van dakpannen en gevels zijn op elkaar afgestemd.

Bijbehorende bouwwerk

  • Bijbehorende bouwwerken zijn ondergeschikt aan hoofdgebouw.
  • Per specifiek beeldbepalend pand wordt gelet op de situering en oriëntatie van bijbehorende bouwwerken in relatie tot het hoofdgebouw en het landschap.
  • Gevelindeling, geleding, materialisering en kleuren van het bijbehorende bouwwerk dienen te worden afgestemd op het hoofdgebouw.
  • Bijbehorende bebouwing is in hoofdvorm en kap afgestemd op die van het hoofdgebouw.

Dakkapellen, dakramen en zonnepanelen

  • Plaatsing van dakkapellen, dakramen en zonnepanelen altijd in overleg met de welstands- en monumentencommissie.

Algemene vormgeving

  • In het ontwerp moet rekening worden gehouden met de beeldbepalende onderdelen en details.
  • Per specifiek beeldbepalend pand wordt gelet op gevelindeling en geleding.

afdrukken