Thema 11 Bedrijventerrein
Beoordelingscriteria
Onderstaande welstandscriteria gelden specifiek voor dit bebouwingsthema. Als een bouwplan niet aan deze specifieke welstandscriteria voldoet, kan een nadere beoordeling plaatsvinden op basis van de
algemene welstandscriteria. Wellicht dat dit alsnog leidt tot een positief welstandsoordeel.
De voorgaande gebiedsbeschrijvingen en beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van deze beoordelingscriteria.
Voor Revelhorst III zijn de beoordelingscriteria vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan. De hierna gegeven criteria zijn aanvullend op dat beeldkwaliteitsplan.
Criteria gelden slechts indien en voor zover het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt.
Voor reclame, markiezen/zonweringen, terrassen en uitstallingen zijn afzonderlijke
objectcriteria in de welstandsnota opgenomen.
Situering
- De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het bedrijfspand afstemmen op de stedenbouwkundige karakteristiek van locatie (hiërarchie, ontsluiting, zichtlijnen e.d.).
- Bedrijfsbebouwing staat in een rooilijn geordend.
- Hoofdgebouwen staan aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie.
- Bij (vervangende) nieuwbouw staat de bebouwing in dezelfde rooilijn als de belendende bebouwing.
- Met de ritmiek, de schaal en de hoogte van de bestaande bebouwing in de omgeving is rekening gehouden.
- Gebouwen staan geclusterd of in een onderlinge samenhang op het terrein geplaatst.
- Publieke en representatieve functies, zoals entrees, zijn herkenbaar vormgegeven en naar de straatzijde georiënteerd.
- De hoofdmassa's van de bebouwing dienen in een voorgevelrooilijn gesitueerd te worden.
- Gevels, gelegen aan een straat, worden aangeduid als voorgevel en dienen derhalve een representatieve uitstraling te hebben.
Massa en vorm
- De hoofdvorm van de gebouwen is eenduidig.
- De richting van de gebouwen volgt in hoofdzaak de richting van de straat.
- Aan- en bijbouwen houden rekening met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing.
Gevels
- De verschillende hoofdfuncties zijn te onderscheiden door architectonische accenten en geledingen.
- Zeer grote lengtes van gebouwen zijn door materiaal- en kleurgebruik geleed.
Kleurgebruik
- Grotere vlakken tonen geen sterke kleurcontrasten.
- De kleuren per gebouw dienen te harmoniëren met elkaar.
- De kleuren moeten passen bij de kleurstelling van de panden in de omgeving.
Materiaalgebruik
- Bij verbouwing is het oorspronkelijke materiaal en kleurgebruik uitgangspunt.
- Bij renovatie en nieuwbouw is de materiaalkeuze eigentijds.
- Grote vlakken hebben een structuur of onderverdeling.
Detaillering
- Kozijnen, dakranden, regenpijpen e.d. zijn op eenvoudige wijze gedetailleerd.
Afwerking erven
- Hekwerken e.d. aan de straatzijde staan op één lijn en zijn in hoogte en vormgeving op elkaar afgestemd.
- Het kavelgroen sluit aan bij het openbare groen aan de straatzijde.
Opslag goederen op erven
- De opslag van goederen wordt uit het zicht van het openbaar gebied gerealiseerd.
- De goederen worden gegroepeerd en in een lijn geplaatst.
Objectcriteria
De objectcriteria voor reclame, markiezen/zonweringen, terrassen en uitstallingen zijn beschreven in hoofdstuk 6.