Thema 16: De karakteristieke boerderij in het buitengebied

Criteria kleine bouwplannen

Veel kleine bouwplannen vallen onder de lichte vergunningplicht. Over zulke aanvragen moet de gemeente binnen 6 weken een besluit nemen. Speciaal voor deze bouwplannen zijn er de sneltoetscriteria. Er zijn sneltoetscriteria die specifiek gelden voor dit gebied of bebouwingsthema - indien aanwezig treft u ze hieronder aan - en er zijn Standaard sneltoetscriteria die gelden voor alle gebieden in de gemeente Winterswijk.

Als u wilt weten of uw bouwplan vergunningvrij of licht-vergunningplichtig is raden wij u aan de website van het Ministerie van VROM te raadplegen.

Voor de bebouwingsthema's in het buitengebied van de gemeente Winterswijk gelden de volgende paragrafen met welstandscriteria: 

code deelgebied


bebouwingsthema

inhoud 

paragraaf 

16

De karakteristieke boerderij in het buitengebied

criteria voor erven waarvan het hoofdgebouw van het (voormalige) agrarische bedrijf vóór 1940 én als agrarisch gebouw tot stand gekomen is en het gebouw wordt gekenmerkt door een oorspronkelijke karakteristiek, in bouwvorm of in uitvoering (materiaal, kleur
en detaillering)

zie 4.16

16

Overige boerenerven in het buitengebied

criteria voor agrarische bedrijfsgebouwen/complexen, die niet vallen onder het bebouwings-thema "de karakteristieke  boerderij in het buitengebied"

zie 4.17

16

Bedrijven in het buitengebied

criteria voor bedrijven die gelegen zijn in het buitengebied en niet aangemerkt worden als een karakteristieke boerderij in het buitengebied, overige boerenerven in het buitengebied

zie 4.18

16

Woningen in het buitengebied

criteria voor woningen in het buitengebied die niet onder een ander bebouwingsthema in het buitengebied vallen

zie 4.19

Deze criteria gelden uitsluitend voor het bebouwingsthema "de karakteristieke boerderij in het buitengebied".

Er is sprake van een karakteristieke boerderij in het buitengebied indien:

  • het hoofdgebouw van het (voormalige) agrarische bedrijf vóór 1940 tot stand is gekomen en als agrarisch gebouw tot stand is gekomen en
  • het gebouw wordt gekenmerkt door een oorspronkelijke karakteristiek, in bouwvorm of in uitvoering (materiaal, kleur en detaillering)

Wanneer het hoofdgebouw aan deze kenmerken voldoet, dan zijn de onderstaande beleidsuitgangspunten en criteria van toepassing.

4.16.3

Criteria voor licht-vergunningplichtige bouwwerken

Voor de licht-vergunningplichtige bouwplannen in het buitengebied gelden primair de onderstaande sneltoetscriteria en, aanvullend, de standaard sneltoetscriteria (zie hoofdstuk 5). De sneltoetscriteria gelden niet indien er sprake is van een bijzondere situatie en er gerede twijfel mag bestaan aan de toepasbaarheid van de genoemde criteria. Dit zal deugdelijk gemotiveerd moeten worden.

Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen

  • Bijgebouwen dienen bij voorkeur achter de hoofdbebouwing op de kavel te worden geplaatst en dienen in massa, maatvoering en stijl afgestemd te worden op de hoofdmassa en moeten passen in de landschappelijke karakteristiek
  • Materialen, kleuren en detaillering van de aan? en bijgebouwen moeten zorgvuldig afgestemd worden op die van het hoofdgebouw en dienen te passen bij de landschappelijke karakteristiek. Bij de oudere panden moet worden uitgegaan van een interpretatie van de specifieke historische detaillering en/of de ornamentiek.
  • Bijgebouwen voor de voorgevelrooilijn worden niet toegestaan.
  • Toevoegingen aan het dak mogen uitsluitend aan de achterzijde worden aangebracht. In het geval dat de kap haaks op de straatas staat, ten minste 2,5 meter achter de voorgevelrooilijn.
  • Aan- en uitbouwen zijn niet toegestaan tegen de kopgevels van historische/traditionele boerderijen.
  • Aan- en uitbouwen tegen de langsgevels van historische/traditionele boerderijen dienen voorzien te worden van een evenwijdig geplaatste steile zadelkap en moeten geschakeld zijn middels een lage dakgoot of bescheiden plat en transparant tussenlid ('bakhuisconstructie').
  • Bijgebouwen en overkappingen moeten qua positionering en gerichtheid samenhangend geclusterd worden rondom een (voormalig) bedrijfsmatig achtererf, waarbij de woning/boerderij als het hoofdgebouw wordt ervaren. De situering en gerichtheid van het oorspronkelijk woongedeelte bepalen daarbij wat als de voorzijde van de erfbebouwing geldt (dit is niet noodzakelijkerwijs de openbare weg).
  • Bijgebouwen en overkappingen moeten enkelvoudig en rechthoekig van vorm zijn en voorzien worden van een gave, niet te flauw hellende zadelkap met een zo laag mogelijke gootaanzet.
  • Materialen, kleuren en detaillering dienen traditioneel te zijn; hierbij is een  zorgvuldige afstemming op die van het hoofdgebouw vereist. Te denken valt aan donkerrode bakstenen en donkergrijze of rode gebakken pannen; ossenbloedrode of donkergroene houten topgevelbeschietingen; ossenbloedrode of donkergroene deuren en luiken; kozijnen en windveren wit. Geen kunststof kozijnen.
  • Het gebruik van damwandprofielen bij de wanden voor schuren en stallen is alleen mogelijk in een duidelijk profilering. Een vlakke damwandplaat is dan niet mogelijk.
    Voor het dak wordt uitgegaan van een profilering die gelijkwaardig is aan golfplaten, dus met een gelijke afstand tussen de golven en de dalen van het profiel.Daarnaast wordt uitgegaan van een donkere gedekte groene kleur voor de wanden en grijs voor het dak.

Erfafscheidingen

  • Geen erfafscheidingen en toegangspoorten e.d. toepassen. Er dient uitgegaan te worden van hagen, heggen of houtwallen. Deze elementen zo situeren dat dit de samenhang van de erfbebouwing ondersteunt.

Objectcriteria (indien van toepassing)

Algemeen

Uitgangspunt is dat reclames in het buitengebied terughoudend dienen te worden toegepast om het bestaande open karakter en de aanwezige ruimtelijke kwaliteit niet aan te tasten.

Voor de beoordeling van reclame-uitingen in het agrarisch buitengebied gelden de volgende criteria.

  • De reclame-uiting omvat een naamsaanduiding, productaanduiding en/ of eventueel logo van het bedrijf. Overige merknamen zijn niet toegestaan (m.u.v. horecavoorziening).
  • Per bedrijf maximaal 1 reclame-uiting toegestaan (+ 1 uithangbord bij horecavoorziening), te weten: plat op de gevel.
  • Reclame-uiting plat op de gevel: max. 25% lengte gevel (max. 4 meter, max. 2 m bij een agrarisch bedrijf) en 0.5m hoog.
  • Indien de entree vanaf de openbare weg niet zichtbaar is, dan is het plaatsen van een zuiltje of verwijsbord bij de inrit toegestaan:
    -max. 1 m2, 
    -is een– of tweezijdig bedrukt.
  • Reclame-uitingen op de verdiepingen zijn niet toegestaan. Indien er sprake is van een bedrijf op een verdiepingslaag dan is er alleen een reclame-uiting toegestaan bij de toegang / de entree van het gebouw.
  • Reclame-uitingen haaks op de gevel zijn niet toegestaan m.u.v. een uithangbord van een bierbrouwer of frisdrankproducent per horecavoorziening, max. 0.8m breed en 0.8 m. hoog.
  • Verlichte en aangelichte reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Aanvullende criteria voor serrestallen in het agrarisch buitengebied

Situering

  • De ensemblevorming en erfontwikkeling in relatie tot het landschap dient als uitgangspunt voor de planvorming; cluster van gebouwen optimaal op elkaar afstemmen, verharding en beplanting.
  • De ervaring van het silhouet wordt vanuit belangrijke zichtlijnen getoetst. Onder andere de gekozen nokrichting is hierbij beeldbepalend.

Ligging

  • Ondergeschikt achter het hoofdgebouw, tenzij de erfopzet een andere aanwijsbare en motiveerbare aanleiding geeft.
  • Rooilijnen variëren tussen evenwijdig aan de weg en parallel aan het verkavelingpatroon, tenzij het landschap een andere aanwijsbare en motiveerbare aanleiding geeft.
  • De kopgevel is bijvoorkeur naar het erf gericht.    

Lichtuitstraling 

  • Lichtuitstraling naar de omgeving dient zeer beperkt te blijven en geldt als aandachtspunt.

Massa en vorm

  • Een rechthoekige plattegrond waarbij de nokrichting bijdraagt aan de silhouet werking van het ensemble.
  • De bogen van de stal dienen in één breedte uitgevoerd te worden en in dezelfde richting georiënteerd te zijn.
  • De boogvorm mag niet met een andere kapvorm of met een volume met plat dak gecombineerd worden.

Detaillering, materiaal- en kleurgebruik

  • De detaillering dient het beeld behorende bij het gekozen bouwsysteem te versterken.
  • Plaatsing op een plint van baksteen of beton welke wat betreft maat en kleur niet te dominant is.
  • Lichtdoorlatende kunststoffen zijn toegestaan in bedekte kleuren, o.a. donkergroen, donkerbruin donkergrijs, antraciet. Wit of andere contrasterende kleuren zijn niet toegestaan. Blank, doorzichtig is eveneens toegestaan.
  • Boeiboorden dienen in bedekte kleuren uitgevoerd te worden, wit of contrasterende kleur is niet toegestaan.
  • Grote gevelvlakken bestaan uit materialen met een structuur, zoals houten betimmering of geprofileerde staalplaat.
  • Kleurgebruik is terughoudend en aangepast aan het landelijk gebied.                  

printen
terug
bebouwingsthemakaart De karakteristieke boederij in het buitengebied