Thema 14: Historische dorpsgebieden
4.14.2
Beoordelingscriteria
Algemeen
De bijbehorende gebiedsbeschrijvingen uit hoofdstuk 3 en de voorgaande beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van de beoordelingscriteria.
Beoordelingscriteria puntsgewijs
PLAATSING/SITUERING
- Het ruimtelijk karakter moet gebaseerd zijn op de gegroeide kleinschaligheid, openheid en diversiteit.
- Nieuwbouw dient aan te sluiten bij de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving.
- De parcellering, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing dienen richtinggevend te zijn bij nieuwbouw.
- Eventuele bedrijfsbebouwing moet op het achtererf staan, (historische "deel" staat aan de straat).
- Verspringingen in de rooilijn moeten binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing blijven.
- Het wisselende bebouwingbeeld van herkenbare individuele panden dient in stand gehouden te worden.
- Panden moeten gericht zijn naar de openbare ruimte.
- Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg dienen als voorgevel behandeld te worden.
MASSA/VORM
- De inpassing van massa en vorm tussen de bestaande bebouwing moet zorgvuldig zijn.
- De bouwhoogte ca. één tot twee lagen met kap, dient afgestemd te zijn op de bouwmassa en kapvorm van de belendende omgeving.
- De bestaande samenhang en afwisseling binnen de vormgeving van de kappen in de omgeving dient gehandhaafd te blijven.
- De vormgeving van het dak moet afgestemd zijn op stijl van het betreffende pand.
- Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen dienen toevoegingen per woning ondergeschikt te zijn aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel.
GEVELOPBOUW
- Bij verbouw, renovatie en/of vervangende nieuwbouw dienen de oorspronkelijke gevelopbouw, materiaaltoepassing en kleurgebruik gerespecteerd te worden.
- De architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand dient uitgangspunt te blijven in geval van splitsing.
- Bij nieuwbouw dient de bebouwing in de omgeving v.w.b. stijlkenmerken het uitgangspunt te vormen.
- De verticale geleding van de gevel dient benadrukt te worden.
- Individualiteit van de panden dient bij samenvoeging gehandhaafd te blijven.
MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK (hoofdvlakken)
- Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
- Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen.
- Bij nieuwbouw dient de bebouwing in de omgeving v.w.b. materialiseren het uitgangspunt te vormen.
- Bij nieuwbouw moet er voor de hoofdmaterialen aardkleuren (bij voorkeur de karakteristieke lokaal dieprode baksteen) worden toegepast, in combinatie met donkere of rode dakpannen.
- Glas en spiegelende oppervlakken mogen niet toegepast worden bij beplating van gevels.
- In lichte kleuren geschilderde gevels en stucwerk worden niet toegestaan.
Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2
COMPOSITIE MASSAONDERDELEN
- Aanbouwen dienen ondergeschikt en gesitueerd te zijn en staan aan de achtergevel.
- Bijgebouwen moeten in hoofdvorm en kap afgestemd te zijn op die van het hoofdgebouw.
GEVELINDELING
- De maat en schaal van de gevelindeling dient gerespecteerd te worden.
- De verticale ritmiek van de gevel moet benadrukt worden.
- In de horizontale gevelopbouw moeten de begrenzing van de onderzijde (plint) en de bovenzijde (goot of kroonlijst) als belangrijke elementen behandeld worden.
- De vormgeving van entree en de eventuele symmetrie van de gevelopbouw dient zorgvuldig te worden behandeld.
Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1
MATERIALEN EN KLEUREN
- Bij verbouwing of renovatie dient men het oorspronkelijke materiaal en kleurgebruik van de detaillering tot uitgangspunt te nemen.
- Het gebruik van sterk contrasterende kleuren in de detaillering is niet toegestaan.
DETAILLERING
- Bij renovatie dient zorgvuldig omgegaan te worden met de ornamentiek zoals: overstekken, daklijsten, siermetselwerk lijsten en speklagen.
- Specifieke detaillering van gevelopeningen, balkonhekken, deurluifels en dergelijke dienen met aandacht te worden ontworpen.
BOUWWERKEN OP ERVEN
- Bij voorkeur dient men hagen of heggen toe te passen, al dan niet voorzien van open en donker geschilderd sierhekwerk.
- Gebouwde erfafscheidingen moeten worden vormgegeven in samenhang met de architectuur en hoofdmateriaalkeuze van het pand.
- Erfafscheidingen aan zijerven en grenzend aan openbare ruimte dient men als voorerf te behandelen.
- Erfafscheidingen aan achtererven en in het zicht van de openbare ruimte mogen niet hoger zijn dan 2 meter. Men dient gemetselde tuinmuren of hagen toe te passen, al dan niet voorzien van open en donker geschilderd hekwerk.
