Thema 13: Bijzondere bebouwingsthema's
4.13.2
Beoordelingscriteria
Algemeen
De bijbehorende gebiedsbeschrijvingen uit hoofdstuk 3 en de voorgaande beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van de beoordelingscriteria.
Beoordelingscriteria puntsgewijs
PLAATSING/SITUERING
- De panden moeten met een eigen entree en entreegebied georiënteerd zijn op de openbare ruimte/straatzijde.
- De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het pand moeten worden afgestemd op de stedenbouwkundige karakteristiek van de locatie en de (landschappelijke) inrichting van het terrein (hiërarchie, ontsluiting, zichtlijnen e.d.).
- Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg dienen als voorgevel behandeld te worden.
- Bij toevoegingen en aanbouwen dient de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend te zijn.
- Bestaande doorzichten of zichtlijnen moeten worden gehandhaafd.
- Bijgebouwen dienen een ondergeschikte positie te hebben;
- De bebouwing dient, indien er sprake is van een duidelijk grotere massa en hoogte dan de direct omringende gebouwen, op een grotere afstand tot de weggrens te staan.
MASSA/VORM
- De hoofdvorm van de gebouwen moet eenduidig zijn en blijven.
- De richting van de gebouwen dient in hoofdzaak de richting van de straat te volgen of in te spelen op de inrichting van het bijbehorende omliggende terrein.
- De vormgeving van het dak moet afgestemd zijn op de stijl van het betreffende pand.
- Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen dienen toevoegingen per pand ondergeschikt te zijn aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel.
- Hierbij is de eenmaal toegevoegde toevoeging in beginsel de standaard uitvoering voor de overige panden.
- In de bebouwing zo mogelijk de functie zichtbaar maken.
GEVELOPBOUW
- De geleding van de gevel moet verticaal gericht zijn en naar voren komen in gevelassen.
- Onderverdieping(en) van gebouwen moeten een open karakter hebben en georiënteerd zijn op de openbare ruimte. Blinde gevels aan de openbare ruimte zijn niet toegestaan.
MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK (hoofdvlakken)
- Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
- Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen.
- Bij nieuwbouw dient de materiaalkeuze eigentijds te zijn of afgestemd te zijn op die van de stedelijke omgeving.
- Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen moet de kleuren en het materiaalgebruik van de gevels en daken evenals de aangebouwde delen op elkaar afgestemd zijn.
- Grote vlakken dienen een structuur of onderverdeling te hebben en mogen geen sterke kleurcontrasten tonen.
- Glas en spiegelende oppervlakken zijn niet toegestaan bij beplating van gevels.
- Hoofdmaterialen moeten in gedekte kleuren toegepast worden.
Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2
COMPOSITIE MASSA-ONDERDELEN
- In een parkachtige omgeving moeten een complex van gebouwen geclusterd of in een onderlinge samenhang op het terrein geplaatst zijn.
- Aan en bijgebouwen dienen rekening te houden met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing.
- Panden moeten rechtstreeks georiënteerd zijn op de openbare ruimte. Toegangen naar publieksruimten dienen steeds aan de straat te situeren.
- Serres voor horecadoeleinden moeten in maatvoering en aansluiting afgestemd zijn op de ondergevel en transparant uitgevoerd worden.
- De vormgeving van het dak moet worden afgestemd op het karakter van het betreffende pand.
GEVELINDELING
- De gevels moeten een duidelijke plint en een beëindiging aan de bovenzijde hebben.
- Gevelopeningen dienen een verticaal karakter te hebben, bij de parkachtige omgevingen (ziekenhuis en het Golden Tuliphotel) dienen de gevelopeningen een horizontaal karakter te hebben.
- Bij nieuwbouw dient de oorspronkelijke architectuur op eigentijdse wijze geïnterpreteerd te worden.
- Grote vlakken moeten een structuur of onderverdeling hebben.
Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1
MATERIALEN EN KLEUREN
- Bij renovatie en nieuwbouw dient de materiaalkeuze eigentijds te zijn.
- Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen moeten de kleuren van gevels, daken, kozijnen, ramen en deuren evenals de aangebouwde delen op elkaar afgestemd zijn.
- Grotere vlakken mogen geen sterke kleurcontrasten tonen.
DETAILLERING (onderdelen)
- De detaillering dient zorgvuldig en met aandacht voor de plasticiteit van de gevel uitgewerkt te zijn.
BOUWWERKEN OP ERVEN
- Hekwerken hoger dan een meter moeten achter de voorgevelrooilijn staan en afgestemd zijn op de architectuur van het hoofdgebouw.
- De erfafscheidingen op achtererven, gelegen in het zicht van de openbare ruimte, moeten bestaan uit hagen of heggen, al dan niet voorzien van open en donker geschilderd hekwerk, tot max. 2 meter.
