Thema 3: Historische stedelijke bebouwing
4.3.2
Beoordelingscriteria
De bijbehorende gebiedsbeschrijvingen uit hoofdstuk 3 en de voorgaande beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van de beoordelingscriteria.
In de structuur, de opbouw en de breedte van de bebouwing is de historische ontwikkeling en het oorspronkelijke ruimtelijk karakter, met als uitgangspunt diversiteit en een gesloten straatwand.
Beoordelingscriteria puntsgewijs
PLAATSING/SITUERING
- Het ruimtelijk karakter dient gebaseerd te zijn op de gegroeide diversiteit en beslotenheid.
- Nieuwbouw dient aan te sluiten bij de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving.
- Bij nieuwbouw dient het diverse en de gesloten karakteristiek van de gevelwand behouden te blijven.
- Bestaande karakteristieke tussenruimten van de bebouwing moeten behouden blijven. Tussenruimten die kleiner zijn dan 1 meter dienen te worden voorkomen.
- De parcellering, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing dienen richtinggevend te zijn bij nieuwbouw.
- Bebouwing dient in de rooilijn te staan. Geringe verspringingen in de rooilijn zijn mogelijk binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing.
MASSA/VORM
- De bebouwingshoogte moet afgestemd zijn op het silhouet van de straatwand en dient af te wijken van die van de directe belendingen. Hierbij dienen verspringingen in de dakgoothoogte wel binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing te blijven.
- Bij panden die een architectonisch en/of stedenbouwkundig geheel vormen, dienen de toevoegingen per pand ondergeschikt te blijven aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel. Hierbij is de eenmaal aangebrachte toevoeging in beginsel de standaard uitvoering voor de overige bijbehorende panden.
- De bestaande samenhang en afwisseling in vormgeving van de kappen in de omgeving dient gehandhaafd te blijven.
GEVELOPBOUW
- Bij verbouwing en/of renovatie dienen de oorspronkelijke gevelopbouw en ornamentiek gerespecteerd te worden.
- De maat en schaal van de gevelindeling dienen gerespecteerd te worden en als uitgangspunt te worden gehanteerd.
- De geleding van de gevel moet verticaal gericht zijn, dit dient naar voren te komen in gevelassen.
MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK (hoofdvlakken)
- Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
- Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen. Dit geldt niet voor monumenten.
- Bij nieuwbouw dienen de gevels in hoofdzaak te bestaan uit aardkleuren baksteen of eventueel pleisterwerk in combinatie met donkere of rode dakpannen.
- Het gebruik van sterk contrasterende kleuren is in de hoofdvlakken niet toegestaan.
- De kleuren van het dak en de gevels dienen op elkaar afgestemd te zijn.
- Glas en spiegelende oppervlakken mogen niet worden toegepast voor beplating van gevels.
- De kleuren van stucwerk of geschilderde gevels zijn afgestemd op het kleurgebruik in de omgeving.
Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2
COMPOSITIE MASSA-ONDERDELEN
- De ritmiek van individuele gevels met een eigen vormgeving, maatvoering en detaillering die duidelijk herkenbaar zijn, dient behouden te blijven.
- Panden moeten rechtstreeks georiënteerd zijn op de openbare ruimte. Toegangen naar publieksruimten dienen steeds aan de straat te situeren.
- Serres voor horecadoeleinden moeten in maatvoering en aansluiting afgestemd zijn op de ondergevel en transparant uitgevoerd worden.
- De kapvorm en kaprichting dienen aan te sluiten bij die in de omgeving.
- Eigentijdse interpretaties van kapvormen moeten aansluiten bij het bestaande bekappingbeeld.
- De vormgeving van het dak moet worden afgestemd op het karakter van het betreffende pand.
GEVELINDELING
- Bij verbouwing en renovatie dient er aangesloten te worden bij de richting en de maatverhouding van de bestaande gevelopeningen.
- De ritmiek van de gevel moet verticaal gericht zijn en naar voren komen in gevelassen.
- In de horizontale gevelopbouw moeten de begrenzing van de onderzijde (plint) en de bovenzijde (goot of kroonlijst) als belangrijke elementen behandeld worden. Let daarbij op gevelassen, kolomplaatsingen e.d.
- De architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand moet uitgangspunt blijven in geval van splitsing.
- De individualiteit van de panden moet bij samenvoeging gehandhaafd blijven.
- De vormgeving van de onderpui dient samen te hangen met die van de bovengevel.
- Gevels en etalages op straatniveau dienen een open karakter te hebben.
- De vormgeving van entree en de eventuele symmetrie van de gevelopbouw dient zorgvuldig behandeld te worden.
- Toevoegingen, zoals opgetrokken middenrisalieten en dakuitbouwen aan de voorzijde dienen in plaatsing en vormgeving deel uit te maken van het ontwerp van de onderliggende (voor)gevel.
- Toevoegingen als trappen dienen ondergeschikt te zijn en opgenomen in de architectuur van de gevel.
- Luifels moeten in maat en vormgeving afgestemd zijn op de pui waar zij onderdeel van vormen en dienen beperkt te worden tot de omgeving van de hoofdentree.
Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1
MATERIALEN EN KLEUREN (onderdelen)
- Kozijnen dienen van hout of materialen met een vergelijkbare profilering en kleuring te zijn.
DETAILLERING (onderdelen)
- Bij renovatie of nieuwbouw moet zorgvuldig worden omgegaan met de kenmerkende ornamentiek als overstekken, dak- en gevellijsten, siermetselwerk en speklagen.
- Specifieke detaillering van gevelopeningen, balkonhekken, deurluifels e.d. dienen met aandacht voor de expressie en plasticiteit ontworpen te worden.
BOUWWERKEN OP ERVEN
- Erfafscheidingen dienen te worden vormgegeven in samenhang met de architectuur en hoofdmateriaalkeuze van het pand.
- In het zichtkomende afscheidingen op achtererven en zijerven: mogen niet hoger zijn dan 2 m en worden als gemetselde tuinmuren opgetrokken.
- Tuinmuren, poorten e.d. hoger dan 1 m moeten in de rooilijn geplaatst worden.
