6.1.3 Beoordelingscriteria nieuwbouw

  • De stedenbouwkundige en architectonische samenhang staat bij elke ingreep voorop.

  • De bebouwing richt zich in haar situering en verschijningsvorm op de maat, de schaal en de structuur van de omgeving.
  • De panden staan met de voorgevel georiënteerd naar de straat, indien deze zichtbaar zijn vanaf de straat.
  • Hoofdgebouwen staan aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie.
  • De ritmiek, de schaal en de hoogte van de bebouwing is afgestemd op die van de omgeving.

  • De hoofdvorm van de gebouwen is eenduidig.
  • Bij (vervangende) nieuwbouw conformeert het bouwwerk zich wat betreft massa en hoofdvorm aan de bebouwing in de omgeving.
  • Bestaande doorzichten worden gehandhaafd.
  • (Vervangende) nieuwbouw die een onderdeel vormt van een ensemble wordt afgestemd op het ensemble.
  • Bijgebouwen zijn in hoofdvorm en kap afgestemd op die van het hoofdgebouw.
  • Aanbouwen blijven onder of boven de lijn van de daklijst.

afdrukken