5.8.3. Beoordelingscriteria recreatie- en sportterreinen op zichtlocaties

Algemeen

  • De stedenbouwkundige en architectonische samenhang staat bij elke ingreep voorop.

Plaatsing en situering

  • De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het pand moeten worden afgestemd op de (stedenbouwkundige karakteristiek van de locatie en de landschappelijke inrichting.
  • Gebouwen richten zich in hun stedelijke situering en verschijningsvorm op de maat, de schaal en de ruimtelijke structuur van de omgeving.
  • Bebouwing of bebouwingscomplexen liggen doorgaans vrij in de ruimte.
  • Bij (vervangende) nieuwbouw wordt rekening gehouden met het algemene gebiedskarakter.
  • Bij toevoegingen en aanbouwen dient de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend te zijn.

Massa en vorm

  • De hoofdvorm van de bebouwing is eenduidig
  • Bij nieuwbouw, verbouwing of renovatie conformeert het bouwwerk zich wat betreft massa en hoofdvorm aan de bebouwing in de omgeving.
  • Bijbehorende bouwwerken blijven duidelijk ondergeschikt aan de hoofdmassa.
  • Bijgebouwen zijn in hoofdvorm en kap afgestemd op die van het hoofdgebouw.
  • Toevoegingen als dakkapellen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa van

Kleur- en materiaalgebruik

  • Het kleur- en materiaalgebruik is ondergeschikt en dient zodanig toegepast te worden dat deze de architectuur ondersteunt. Tevens is het beeld ter plaatse mede bepalend voor de keuze van de kleur.
  • Het kleur- en materiaalgebruik draagt bij aan het behoud van de kenmerken van het gebied.
  • Bij nieuwbouw, verbouwing of renovatie bepalen getemperde kleuren het aanzicht van de hoofdvlakken.
  • Grotere vlakken tonen geen sterke kleurcontrasten.

afdrukken