5.4.3. Beoordelingscriteria historische ensembles en institutionele zichtlocaties
Algemeen
- De stedenbouwkundige en architectonische samenhang in een ensemble staat bij elke ingreep voorop.
- In de structuur, de opbouw en de breedte van de bebouwing is het oorspronkelijke ruimtelijke karakter, met als uitgangspunt samenhang en de historische ontwikkeling, afleesbaar.
- De bebouwing in een ensemble kan door haar uitzonderlijke kwaliteiten afwijken van aangrenzende gebieden.
Plaatsing en situering
- Het ruimtelijk karakter is gebaseerd op de (gegroeide) samenhang tussen de verschillende gebouwen en de relatie met de openbare ruimte of het landgoed.
- De breedte van de panden, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend bij nieuwbouw.
- Panden zijn gericht naar de openbare ruimte, danwel naar het landgoed waar ze onderdeel van uit maken.
- Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg zijn als voorgevel behandeld.
Massa en vorm
- Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen zijn toevoegingen per woning ondergeschikt aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel.
- De bestaande samenhang en afwisseling in vormgeving van de kappen in een ensemble blijven gehandhaafd, waarbij moderne interpretaties worden gestimuleerd.
- De vormgeving van het dak is afgestemd op de stijl van het betreffende pand.
Kleur- en materiaalgebruik
- Het kleur- en materiaalgebruik is ondergeschikt en dient zodanig toegepast te worden dat deze de architectuur ondersteunt. Tevens is het beeld ter plaatse mede bepalend voor de keuze van de kleur.
- Het kleur- en materiaalgebruik draagt bij aan het behoud van de kenmerken van het gebied, ondanks de (actuele) aanpassingen.