2.1 Het welstandsoordeel

2.1.1. Het college van burgemeester en wethouders voeren het welstandstoezicht uit

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. Het advies van de onafhankelijke en deskundige dorpsbouwmeester of welstandsen monumentencommissie speelt daarbij een belangrijke rol.

2.1.2. Waarover een welstandsadvies gegeven wordt

De dorpsbouwmeester of welstands- en monumentencommissie brengt over alle vergunningplichtige bouwwerken advies uit met uitzondering van de bouwwerken die vallen binnen de welstandsvrije beoordelingscriteria. De welstands- en monumentencommissie zal bij karakteristieke panden, beschermde dorpsgezichten en monumenten advies uitbrengen.

2.1.3. Vooroverleg

Afhankelijk van de complexiteit van een project kan het verstandig zijn om plannen voorafgaand aan de geldende beoordelingscriteria te laten toetsen. Dat kan via het indienen van een principeverzoek bij de gemeente. Toetsing aan de beoordelingscriteria uit de welstandsnota en het bestemmingsplan maken deel uit van het principeverzoek. De beoordeling wordt schriftelijk bekend gemaakt aan de aanvrager.

2.1.4. Informatie aan de aanvrager en architect

De ambtelijk secretaris stelt voorafgaand aan de vergadering de welstandsagenda op. De aanvrager of architect kan op het welstandsformulier aangeven of een toelichting op het plan in de welstandsvergadering wenselijk is. De ambtelijk secretaris nodigt de toelichters uit en draagt zorg voor het maken van de notulen. Deze notulen worden per bouwplan schriftelijk aan de aanvrager bekend gemaakt.

2.1.5. Afwijking van het advies, afwijken van de criteria

Het college van burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in beginsel het advies van de dorpsbouwmeester of welstands- en monumentencommissie. Daarop zijn de onderstaand beschreven uitzonderingsmogelijkheden. Bij de eerste drie uitzonderingsmogelijkheden geldt dat: het bouwplan, beoordeeld aan de hand van de toepasselijke criteria uit de welstandsnota, onverminderd moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand.

1. Afwijken van het advies ingeval van formele gebreken
Het college van burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het advies van de dorpsbouwmeester of welstands- en monumentencommissie in het geval er formele gebreken kleven aan de totstandkoming of de inhoud van het welstandsadvies. Bij dergelijke gebreken zal van het welstandsadvies afgeweken moeten worden. Het is evenwel niet zo dat het wettelijke welstandsvereiste in zo’n geval genegeerd kan worden.

2. Afwijken van het advies in geval van andere waardering van welstandscriteria
Het college van burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het advies van de dorpsbouwmeester of welstands- en monumentencommissie in het geval het college van burgemeester en wethouders een afwijkende opvatting heeft over hoe de criteria uit de welstandsnota uitgelegd moeten worden. Feitelijk komt het hier neer op een andere waardering die aan het bouwplan wordt gegeven. De rechtspraak verlangt dat het college van burgemeester en wethouders in zo’n situatie deugdelijk motiveert waarom de dorpsbouwmeester of welstands- en monumentencommissie naar zijn mening een onjuist advies geeft over de welstandsaspecten van het bouwplan en aangeeft waarom het meent dat het bouwplan, aan de hand van de criteria uit de welstandsnota, anders moet worden beoordeeld. Dit vergt veelal een inhoudelijk onderbouwde motivatie over inhoudelijke welstandscriteria en specifieke architectonische kenmerken.

3. Afwijken van het advies in geval van inherente afwijkingsbevoegdheid
Het college van burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het advies van de dorpsbouwmeester of welstands- en monumentencommissie in het geval een beleidsregel uit de welstandsnota voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het met de beleidsregel te dienen doel. Het betreft hier de inherente afwijkingsbevoegdheid uit artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht die het in zo’n bijzondere omstandigheid mogelijk maakt om een bouwplan anders te beoordelen dan overeenkomstig de in de beleidsregels opgenomen criteria het geval zou moeten zijn.

4. Afwijken van het welstandsvereiste
Het college van burgemeester en wethouders kunnen afwijken van (anders dan bovenstaande mogelijkheden) het welstandsvereiste zelf. Het bouwplan behoeft in deze vierde mogelijkheid niet te voldoen aan de criteria uit de welstandsnota en evenmin aan het welstandsvereiste uit artikel 2.10 1e lid, onderdeel d van de Wabo. Er kunnen allerlei redenen ten grondslag worden gelegd aan dit besluit, te denken valt aan maatschappelijke redenen of sociaaleconomische factoren. De oordeelsvorming hieromtrent ligt nadrukkelijk bij het college van burgemeester en wethouders. Het welstandsvereiste is dankzij deze bevoegdheid onderdeel geworden van een integrale beleidsafweging. Telkens zal bezien moeten worden of er redenen aanwezig zijn om toch omgevingsvergunning te verlenen, ondanks het feit dat het bouwplan in strijd wordt geacht met redelijke eisen van welstand.

2.1.6. Bezwarenprocedure

Het indienen van bezwaar
Bij een reguliere procedure kunnen belanghebbenden binnen zes weken na bekendmaking van het besluit van het college van burgemeester en wethouders op de aanvraag om omgevingsvergunning bezwaar indienen hiertegen. Indien noodzakelijk wordt naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift een aanvullend advies opgevraagd bij de dorpsbouwmeester of welstand- en monumentencommissie.
Belanghebbenden zijn in de regel de aanvrager en de direct omwonenden. In de bezwaarschriftprocedure heroverweegt het college van burgemeester en wethouders het besluit, na advies van de “Commissie bezwaarschriften van de gemeente Gulpen-Wittem”. Belanghebbenden worden in dat geval uitgenodigd om tijdens een hoorzitting hun standpunten nader toe te lichten. Binnen twaalf weken nemen het college van burgemeester en wethouders daarna een beslissing op het bezwaar. De belanghebbenden die het met de heroverweging niet eens zijn kunnen hiertegen in beroep gaan. De Rechtbank kan informatie over deze procedure geven. Als een bezwaar te maken heeft met het welstandsoordeel richt de belanghebbende zich dus nadrukkelijk op het oordeel van het college van burgemeester en wethouders en niet op het advies van de dorpsbouwmeester of welstands- en monumentencommissie. Dat is immers alleen een advies aan het college van burgemeester en wethouders. De dorpsbouwmeester of welstands- en monumentencommissie zelf kent daarom geen bezwaarprocedure voor belanghebbenden.

Bij een uitgebreide procedure wordt een bouwplan zes weken voorafgaande aan de besluitvorming ter inzage gelegd, zodat iedere belanghebbende vooraf zijn zienswijze kenbaar kan maken bij het college van burgemeester en wethouders. Wanneer de uitgebreide procedure gevolgd dient te worden is bepaald in de Wabo.

afdrukken