3.5 Jaren '50/'60/'70/'80 wijken
Na de tijdelijke stilstand van de bouw tijdens de Tweede Wereldoorlog komt de uitbreiding van Brunssum in de jaren ’50 en ‘60 weer echt op gang. Er worden plannen gemaakt voor nieuwe woonwijken tussen bestaande uitvalswegen en rond de mijnkoloniën.
De woonwijken uit de jaren ‘50 en ‘60 zijn duidelijk herkenbaar. De periode waarin ze zijn gebouwd is zichtbaar in de architectuur (soberheid) en stedenbouwkundige structuur (eenvoudige opzet) zodat eenvoudig in grotere aantallen gebouwd kon worden.
In tegenstelling tot in de rest van Nederland zijn de verschillen tussen de jaren ‘50 en ‘60 wijken aan de ene kant, en de jaren ‘70 en ‘80 wijken aan de andere kant, in Brunssum minder groot. Dat komt vooral omdat het stedenbouwkundige patroon in Brunssum mede wordt bepaald door de hoogtelijnen van het landschap. Bovendien is het woonerfconcept, zoals elders in Nederland in de jaren ‘70 en ‘80 volop is ontwikkeld, in Brunssum nauwelijks toegepast. Slechts op enkele plekken zie je de zo kenmerkende doodlopende straatjes met groen en parkeren.
Stedenbouw
De woonwijken uit de periode 1950-1990 zijn “planmatig ontwikkelde woonwijken”. Dat blijkt uit het eenvoudige patroon van straten, bebouwing en groen. Er zijn veel rechte straten, maar de stedenbouwkundige structuur volgt ook regelmatig de hoogtelijnen, zodat er ook gebogen en geknikte straten ontstaan. De wijk Op gen Hoes wijkt enigszins af van de andere wijken, omdat de woningen zijn gegroepeerd rondom een hof, soms met de voorzijde naar de openbare ruimte, soms met de achterzijde.
De wijken hebben door de planmatige opzet een hele duidelijke en overzichtelijke structuur, waardoor er seriematig kan worden gebouwd. Herhaling van dezelfde woning is uitgangspunt, waardoor de wijken ook duidelijk een samenhang hebben in de vormgeving. Het gaat vooral om rijtjeswoningen, maar er staan ook vrijstaande woningen, (portiek)appartementen en twee onder een kap woningen.
Garages en bergingen liggen soms aan de achterzijde en worden dan regelmatig via extra ontsluitingsweggetjes ontsloten. De kwaliteit van deze achterkanten is wisselend, de rooilijnen verspringen en de bebouwing is divers.Garages en bergingen liggen soms aan de achterzijde en worden dan regelmatig via extra ontsluitingsweggetjes ontsloten. De kwaliteit van deze achterkanten is wisselend, de rooilijnen verspringen en de bebouwing is divers.
Architectuur
De bebouwing bestaat veelal uit rijenwoningen, maar ook uit vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen, portiekwoningen en flats.
De rijtjeswoningen en twee-onder-één-kapwoningen hebben een heldere hoofdvorm (met een kap). Ondanks de sobere architectuur hebben de woningen vaak opvallende toevoegingen zoals een afdakje bij de voordeur, een dakrand die oversteekt of een muurtje bij een terras. De voorgevels zijn daardoor representatief en herkenbaar. Hoekwoningen hebben veelal twee “voorkanten” en dus ook twee representatieve gevels. De zolderverdieping is soms alleen een bergruimte, omdat het dak niet hoog genoeg is om er een volledige verdieping van te maken. De portiekflats sluiten qua uitstraling, kleur- en materiaalgebruik aan op de rijtjeswoningen. De galerijflats wijken daar sterk vanaf, die worden gekenmerkt door het gebruik van beton en glas, en de lange lineaire (horizontale) lijnen die mede de uitstraling bepalen.
Het materiaalgebruik van de woningen in deze wijken is ingetogen maar duurzaam: gebruik van ambachtelijke materialen zoals hout, baksteen en gebakken pannen. In de jaren ’60 worden vaker dakpannen van beton gebruikt en is de dakoverstek kleiner. De gevels zijn van veelal van rood of geel metselwerk.
Beleid
Het beleid is gericht op het in stand houden van de samenhang in de stedenbouwkundige structuur en architectuur en het behouden van de helderheid, de sobere uitstraling en het groen.
Gewenst beeld
Het in stand houden van het evenwichtige en heldere stedenbouwkundige patroon en de samenhang in de bebouwing, is van belang voor de huidige kwaliteit. Bouwplannen dienen aan te sluiten op de bestaande architectuur in de buurt.
Andere aandachtspunten zijn:
- uniformiteit nastreven per bouwblok;
- aansluiten op bestaande kwaliteiten, kleuren en vormgeving;
- heldere hoofdvorm van de woningen in stand houden;
- aan- en uitbouwen ondergeschikt aan het hoofdgebouw, maar wel in samenhang daarmee ontworpen;
- representatieve voorgevel, aandacht voor details.









