2.2 Uitvoering van welstand
De gemeenteraad stelt het welstandsbeleid vast
Op grond van de nieuwe Woningwet is een gemeente verplicht om toetsingscriteria vast te stellen, als zij welstandstoezicht wil uitoefenen. De criteria worden opgenomen in een welstandsnota die door de gemeenteraad moet worden vastgesteld. In de Woningwet wordt weliswaar nog gesproken van 'redelijke eisen van welstand', maar die moeten voortaan zoveel mogelijk worden geconcretiseerd in gebieds- en objectgerichte criteria. Deze criteria vormen een stelsel van beleidsregels waarbinnen de welstandscommissie aan B&W adviseert. Per gebied kan de gemeente de toetsingscriteria specificeren om daarmee zoveel mogelijk recht te doen aan het karakter en de gewenste kwaliteit van een gebied. Voor de kleinere bouwwerken kan de gemeenteraad objectcriteria (ook loket- of sneltoetscriteria genoemd) vaststellen. Deze criteria geven meteen duidelijkheid of een bouwwerk al dan niet voldoet. Voor welke categorieën de objectcriteria gaan gelden, wordt in een AMvB vastgelegd.
Uitvoering van het welstandstoezicht door B&W
De nieuwe Woningwet verplicht B&W - mits er een welstandsbeleid is vastgesteld - om regulier vergunningplichtige bouwwerken aan welstandscriteria te toetsen. Daarvoor wordt advies gevraagd aan een onafhankelijke welstandscommissie. B&W zijn verantwoordelijk voor het besluit om de vergunning te verlenen. Binnen 12 weken moeten B&W op de adviesaanvraag hebben beslist. Voor licht-vergunningplichtige bouwwerken, de zogenaamde loketplannen, geldt een andere procedure. Deze plannen hoeven niet door de welstandscommissie te worden getoetst; B&W mogen deze ook zelf afhandelen. Daartoe kan een ambtenaar van bouw- en woningtoezicht worden gemandateerd. De beslissingstermijn voor licht-vergunningplichtige plannen is maximaal 6 weken.
Gefaseerde vergunningverlening Het wordt mogelijk om een bouwvergunning gefaseerd aan te vragen. Dit is bedoeld om vergunningaanvragers de mogelijkheid te bieden om in een vroeg planstadium op basis van voorlopige schetsen, een besluit van burgemeester en wethouders te vragen over een bouwplan. Tegen dit besluit is beroep mogelijk. In eerste instantie wordt getoetst aan eventuele stedenbouwkundige voorschriften in de bouwverordening, aan het bestemmingsplan, de Monumentenwet of een provinciale c.q. gemeentelijke monumentenverordening (indien van toepassing) en aan redelijke eisen van welstand.
In de tweede fase wordt getoetst aan het Bouwbesluit en aan de voorschriften uit de Bouwverordening (eventuele stedenbouwkundige voorschriften uitgezonderd).
Jaarverslag, evaluatie en aanpassing van de welstandsnota
De Woningwet verplicht B&W om de gemeenteraad tenminste eenmaal per jaar een verslag voor te leggen waarin zij uiteenzetten;
- op welke wijze is omgegaan met de adviezen van de welstandscommissie;
- in welke categorieën van gevallen de aanvraag voor een lichte bouwvergunning niet aan de welstandscommissie is voorgelegd en op welke wijze in die gevallen zelf toepassing is gegeven aan de welstandscriteria;
- in welke categorieën van gevallen tot aanschrijving op grond van art. 19 WW is overgegaan en daarbij de keuze is gelaten tussen ofwel het uitvoeren van de aanschrijving, ofwel het slopen van het bouwwerk of de standplaats binnen de door hen te bepalen termijn;
- op welke wijze bij of na een aanschrijving op grond van art. 19 WW is overgegaan tot toepassing van bestuursdwang op grond van art. 26 WW.
Ook de welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden. Tenminste eenmaal per jaar vindt een evaluatiegesprek plaats tussen een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de welstandscommissie.
Op grond van de evaluatieresultaten kan de gemeenteraad besluiten om de welstandsnota - eventueel tussentijds - aan te passen. Wanneer dit het geval is worden de procedures op grond van de gemeentelijke inspraakverordening gevolgd.
Handhaving
De gemeente voert een handhavingsbeleid waar het gaat om het bewaken van de ruimtelijke kwaliteit. Een effectief welstandsbeleid kan niet zonder een zeer consequente handhaving, die zonodig met bestuursdwang gepaard gaat. Daarom worden voortdurend inspecties verricht door Bouw- en Woningtoezicht, die erop zijn gericht te controleren of bouwplannen conform de verleende bouwvergunning worden uitgevoerd.
Afwijken van het welstandsadvies
Burgemeester en wethouders kunnen van het advies van de welstandscommissie afwijken. Dit kan met name het geval zijn wanneer de welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria naar hun oordeel niet juist heeft geïnterpreteerd of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast. Burgemeester en wethouders bieden bij voorgenomen afwijking van een welstandsadvies eerst de welstandscommissie de mogelijkheid tot heroverweging van het eerder uitgebrachte advies. Indien dat niet tot een oplossing leidt, kan gebruik worden gemaakt van een second opinion-regeling (zie reglement Welstandscommissie in Bijlage III).
Naast het afwijken van het welstandsadvies op welstandsgronden, hebben burgemeester en wethouders bovendien de wettelijke mogelijkheid om bij strijd van een bouwplan met redelijke eisen van welstand, toch de bouwvergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor zwaarwegende redenen zijn. Dat kan gaan om redenen van economische of maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd.
Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen, eventueel op advies van de welstandscommissie, ook gemotiveerd afwijken van de welstandscriteria zelf. Dit kan gebeuren bij plannen die niet voldoen aan de vastgelegde criteria maar wél een kwalitatieve toevoeging vormen aan hun omgeving. In die gevallen moet worden verwezen naar algemene beoordelingscriteria die in de welstandsnota zijn opgenomen in hoofdstuk 3. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op art. 4:48 AWB. Daarin staat dat burgemeester en wethouders moeten handelen volgens opgestelde beleidsregels tenzij dat voor belanghebbenden gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de beleidsregels.
Excessenregeling
De gemeente heeft de mogelijkheid om repressief in te grijpen indien vergunningvrije bouwwerken in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. Dit is het geval indien sprake is van excessen: buitensporigheden in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident zijn. De excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan. Op grond van artikel 19 WW kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar dan aanschrijven om de strijdige situatie ongedaan te maken. In geval van een exces moeten burgemeester en wethouders kunnen verwijzen naar algemene welstandscriteria in hoofdstuk 3 van de welstandsnota.