Thema 19: Woningen in het buitengebied

Voor de bebouwingsthema's in het buitengebied van de gemeente Winterswijk gelden de volgende paragrafen met welstandscriteria:

code deelgebied


bebouwingsthema

inhoud 

paragraaf 

16

De karakteristieke boerderij in het buitengebied

criteria voor erven waarvan het hoofdgebouw van het (voormalige) agrarische bedrijf vóór 1940 én als agrarisch gebouw tot stand gekomen is en het gebouw wordt gekenmerkt door een oorspronkelijke karakteristiek, in bouwvorm of in uitvoering (materiaal, kleur
en detaillering)

zie 4.16

16

Overige boerenerven in het buitengebied

criteria voor agrarische bedrijfsgebouwen/complexen, die niet vallen onder het bebouwings-thema "de karakteristieke  boerderij in het buitengebied"

zie 4.17

16

Bedrijven in het buitengebied

criteria voor bedrijven die gelegen zijn in het buitengebied en niet aangemerkt worden als een karakteristieke boerderij in het buitengebied, overige boerenerven in het buitengebied

zie 4.18

16

Woningen in het buitengebied

criteria voor woningen in het buitengebied die niet onder een ander bebouwingsthema in het buitengebied vallen

zie 4.19

De criteria in deze paragraaf gelden uitsluitend voor het bebouwingsthema "woningen in het buitengebied". Er is sprake van het bebouwingsthema woningen in het buitengebied indien:

  • de woning niet behoort bij een (karakteristieke) boerderij in het buitengebied, overige boerenerven in het buitengebied en niet behoort bij een recreatiewoningencomplex /recreatiegebied of bij een bedrijf in het buitengebied.

4.19.2

Beoordelingscriteria

Algemeen

Bij het bepalen van de erfopzet en de groepering van de gebouwen dient ingespeeld te worden op de aanwezige karakteristieke landschappelijke structuren en ruimtelijke/landschappelijke elementen. Hierbij zijn de volgende aspecten van belang:

  • het landschapstype;
  • de schaal/korrelgrootte van het gebied;
  • het verkavelingspatroon;
  • de richting van de lijnen van het landschap;
  • het zicht op het bouwperceel vanuit de omgeving;
  • eventuele hoogteverschillen en topografische grenzen (zoals steilrandjes).

Zij- en achtergevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg of vanuit het landschap dienen als voorgevel behandeld te worden.

Beoordelingscriteria puntsgewijs

 

PLAATSING/SITUERING

  • De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het hoofdgebouw moeten worden afgestemd op de stedenbouwkundige en landschappelijke karakteristiek van de locatie (hiërarchie, ontsluiting, zichtlijnen e.d.).
  • Bij (vervangende) nieuwbouw  moet rekening gehouden worden met het algemene gebiedskarakter en landschapstype.
  • Bestaande doorzichten moeten worden gehandhaafd.
  • De hoofdbebouwing moet met de voorgevel gericht staan naar de straatkant, bijgebouwen dienen een ondergeschikte positie te hebben. De bestaande rooilijn dient te worden gerespecteerd.

MASSA/VORM

  • Bij nieuwbouw dient de hoofdvorm eenduidig te zijn en bij aanpassingen van individuele panden dient de hoofdvorm duidelijk herkenbaar te blijven.
  • Aanpassingen aan de voorzijde van woningen die onderdeel zijn van een ensemble moeten worden afgestemd op dat ensemble.
  • Bijgebouwen moeten in hoofdvorm, hoofdrichting en kap zijn afgestemd op het hoofdgebouw.
  • Bij bijgebouwen, aan- en uitbouwen dient rekening gehouden te worden met de herkenbaarheid van de  hoofdbebouwing.
  • Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen dienen toevoegingen per woning ondergeschikt te zijn aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel.
  • Hierbij is de eenmaal toegevoegde toevoeging in beginsel de standaard uitvoering voor de overige panden.

GEVELOPBOUW

  • Bij renovatie en/of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd.
  • Bij nieuwbouw dient er sprake te zijn van een duidelijke geleding van de gevel, deze dient naar voren te komen in de gevelassen.
  • Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte moeten worden behandeld als voorgevels.
  • Bij panden die een stedenbouwkundig of architectonisch geheel vormen dienen veranderingen  per woning ondergeschikt te zijn aan de hoofdstructuur en de ritmiek van de totale gevel. Hierbij is de eenmaal toegepaste toevoeging in beginsel de standaard uitvoering voor de overige panden.

MATERIALEN EN KLEUREN (hoofdvlakken)

  • Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
  • Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen.
  • Bij nieuwbouw dienen de gevels in hoofdzaak uit (rode/bruinrode) baksteen en/of hout te bestaan.
  • De daken van de hoofdbebouwing dienen bedekt te zijn met (gebakken) pannen.
  • De hoofdkleurtoon en het overwegend materiaalgebruik dienen afgestemd te zijn op de karakteristiek van het landschap, waarbij het gebruik van gedekte kleuren en natuurlijke materialen voorop moet staan.
  • De kleuren van de dakbedekking en de gevels moeten op elkaar afgestemd zijn.
  • Grote vlakken mogen geen sterke kleurcontrasten tonen.
  • Hoofdmaterialen moeten in gedekte kleuren toegepast worden.
  • Glas en spiegelende oppervlakken mogen niet worden toegepast bij beplating van de gevels.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2

 

COMPOSITIE MASSA-ONDERDELEN

  • Gebouwen moeten geclusterd of in onderlinge samenhang op het terrein geplaatst zijn.
  • Aanbouwen en bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan de
  • hoofdbebouwing en dienen gesitueerd te zijn aan/achter de achtergevel van de hoofdbebouwing.

GEVELINDELING

  • Bij verbouw en renovatie dient te worden aangesloten bij de richting en de maatverhoudingen van de bestaande gevelopeningen.
  • De gevels moeten een duidelijke plint en een beëindiging aan de bovenzijde hebben.
  • Grote vlakken moeten een structuur of onderverdeling hebben.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1

 

MATERIALEN EN KLEUREN

  • Het materiaalgebruik bij bijgebouwen, aan- en uitbouwen moet afgestemd zijn op dat van het hoofdgebouw.
  • Voor kozijnen en eventuele gevelbetimmering dient te worden aangesloten bij de oorspronkelijke materialen.

DETAILLERING

  • Bij renovatie of nieuwbouw dient zorgvuldig omgegaan te worden (herstel, interpretatie) met de detaillering van de kap, de gevelopeningen  en het metselwerk.  
  • Authentieke detaillering zoals overstekken, geaccentueerde lijsten en siermetselwerk moet bij verbouw behouden worden.
  • De detaillering van aanbouwen en bijgebouwen moet zorgvuldig afgestemd worden op die van het hoofdgebouw.
  • Serres en erkers dienen met een zelfde aandacht voor detaillering als die voor het hoofdgebouw uitgevoerd te worden.  

BOUWWERKEN OP ERVEN

  • Erfafscheidingen op voor? en zijerven mogen maximaal 1 m hoog zijn en moeten passen bij het karakter van de omgeving. Duurzaam materiaalgebruik en/of landschappelijke inrichting is daarbij van belang.
  • Erfafscheidingen aan de voorzijde moeten afgestemd zijn op de eventueel aanwezige aansluitende afscheidingen.

printen
terug
bebouwingsthemakaart Woningen in het buitengebied