Thema 15: Recreatiewoningencomplex/recreatie in het buitengebied
4.15.1
Beleidsuitgangspunten welstand
Algemeen
Verspreid over het buitengebied van de gemeente Winterswijk komen recreatiegebieden (campings) en kleine recreatiewoningcomplexen voor. Deze recreatiegebieden zijn veelal gelegen bij een (voormalige) boerderij en/of bijvoorbeeld aan het water. De recreatiewoningcomplexen en andere recreatiegebieden zijn over het algemeen ingebed is een groene omgeving. Landschappelijke inpassing speelt bij deze gebieden een centrale rol.
Bij de recreatiewoningcomplexen/recreatiegebieden is er sprake van een zeer naar binnengekeerd karakter met een aantal eigen voorzieningen. Aan de recreatiewoningcomplexen ligt veelal een stedenbouwkundig en/of landschappelijk ontwerp ten grondslag met een eigen architectonische invulling. Er wordt naar gestreefd deze ruimtelijke samenhang te behouden.
Van belang is dat de recreatiegebieden en de bijbehorende accommodaties op een goede wijze worden ingepast in het landschap. Ook zullen de functie en het karakter van het recreatiegebied als uitgangspunt moeten dienen voor de welstandsbeoordeling.
Bebouwingsbeeld
Bebouwingsbeeld verschillende landschapstypen
Het buitengebied van Winterswijk kent verschillende landschapstypen. Het is belangrijk dat bij de bebouwing rekening gehouden wordt en ingespeeld wordt op de aanwezige landschapstypen (zie ook paragraaf 3.2.2). Verspreid over deze landschapstypen komen verschillende bouwsituaties voor:
Kleinschalige landschap: Het hoevelandschap is een golvend landschap, gelegen in de beekdalen en bestaat uit solitaire bomen of groepjes bomen, essen en boerderijen/hoeven waardoor het een open indruk maakt. Het occupatiepatroon bestaat uit verspreid gelegen boerderijen (of andere bebouwing), soms in clusters bijeen met oude bouw- en graslanden. Het is een van oorsprong kleinschalig landschap dat tegenwoordig aan schaalvergroting wordt onderworpen. Het essenlandschap vormt het oudste deel van het cultuurlandschap en is als vanouds als bouwland in gebruik. Karakteristiek is de relatief hooggelegen gemeenschappelijke es. Eromheen, onderaan de es bevindt zich een krans van boerderijen.
Scholtengoederenlandschap: Het scholtengoederenlandschap werd en wordt gedomineerd door de grote scholtenhuizen, villa's en pachtboerderijen in een zeer bosrijke omgeving. Bij gedeelten van het scholtengoederenlandschap zijn geen oude bouwlanden en oude boerderijen aanwezig en is er sprake van een meer regelmatige en strakke verkaveling met moderne bedrijfsgebouwen, gegroepeerd in
clusters.
Grootschalige landschap: Kenmerkend is het relatief grootschalige karakter, het rechtlijnige patroon van wegen, sloten en perceelsvorm. Het grootschalige landschap vormt door de aanwezigheid van recente boerderijen op rechte kavels een contrast met de andere landschappen.
Bebouwingsbeeld
Bij de recreatiewoningcomplexen is de bebouwing over het algemeen geclusterd in kleinere eenheden die ontsloten worden door kronkelende wegen en wandelpaden. Binnen de recreatiewoningcomplexen heerst meestal grote ruimtelijke samenhang door de ruimtelijke opzet en doordat er dezelfde eigen architectuur voor de woningen is toegepast.
De landschappelijke inpassing dient een centrale rol te spelen. Daarnaast zal de ruimtelijke en architectonische samenhang als uitgangspunt dienen. Over het algemeen zal een meer landschappelijk ingepaste en kleinschalige architectuur wenselijk zijn,
Differentiatie welstandsniveaus
Het buitengebied van Winterswijk maakt deel uit van het Waardevol Cultuurlandschap Winterswijk. Hierover is een rapport verschenen waarin een cultuurhistorische waardering voor de karakteristieke bebouwde omgeving wordt gegeven (Provincie Gelderland, Waardevol Cultuurlandschap Winterwijk, Arnhem, april 2000.) In dit rapport worden gebieden aangegeven met een hoge en een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Voor het toekennen van welstandsniveaus is deze gebiedsindeling als uitgangspunt genomen.
De gebieden met een zeer hoge cultuurhistorische waarde krijgen welstandsniveau 1, een strenge welstandstoets. De gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde krijgen een reguliere welstandstoets (niveau 2). De uitwerking van de toe te passen welstandsniveaus is aangegeven op de welstandsniveaukaart.
Voor rijks- en gemeentelijke monumenten en hun beide belendingen (tenzij deze zich verder dan 50 m van het monument bevinden), geldt, ongeacht het welstandsniveau van de omgeving, welstandsniveau 1.

