Thema 10: Bedrijventerreinen aan ontsluitingswegen

4.10.2

Beoordelingscriteria

Algemeen

De bijbehorende gebiedsbeschrijvingen uit hoofdstuk 3 en de voorgaande beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van de beoordelingscriteria.

PLAATSING/SITUERING

  • Bij (vervangende) nieuwbouw dient de bebouwing in dezelfde rooilijn als de belendende bebouwing te staan of bij verspringing in de rooilijn tussen de uitersten van de belendende bebouwing en bij verspringing.
  • Hoofdgebouwen moeten aan de straatzijde staan, bijgebouwen dienen een ondergeschikte positie te hebben.
  • De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het bedrijfspand moeten worden afgestemd op de stedenbouwkundige karakteristiek van locatie (hiërarchie, ontsluiting, zichtlijnen e.d.).
  • De bedrijven hebben een hoofdoriëntatie op de weg.

MASSA/VORM

  • De hoofdvorm van de gebouwen moet eenduidig zijn.
  • De richting van de gebouwen dient in hoofdzaak de richting van de straat te volgen.

GEVELOPBOUW

  • Onderverdieping(en) van kantoorgebouwen of kantoorgedeelten moeten een open karakter hebben en georiënteerd zijn op de openbare ruimte. Hierbij dient de begane grond of de plint in te spelen op de specifieke omgeving. Volledig gesloten gevels aan de straatzijde zijn niet toegestaan.
  • De verschillende hoofdfuncties moeten te onderscheiden zijn door
  • architectonische accenten en geledingen.

MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK (hoofdvlakken)

  • Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
  • Bij nieuwbouw dient de materiaalkeuze eigentijds te zijn of afgestemd te zijn op die van de stedelijke omgeving.
  • Hoofdmaterialen moeten in gedekte kleuren toegepast worden.
  • Grotere vlakken mogen geen sterke kleurcontrasten tonen.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2

 

COMPOSITIE MASSA-ONDERDELEN*

  • Publieke en representatieve functies moeten naar de straatzijde georiënteerd zijn.
  • De ritmiek, de schaal en de hoogte van de bebouwing dient afgestemd te zijn op die van de omgeving.
  • Gebouwen moeten geclusterd of in een onderlinge samenhang op het terrein geplaatst zijn.
  • Bijgebouwen, aan en uitbouwen dienen rekening te houden met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing.

GEVELINDELING

  • De gevels van de kantoren moeten een duidelijke plint en een beëindiging aan de bovenzijde hebben.
  • Grote vlakken dienen een structuur of onderverdeling te hebben.
  • Zeer grote lengtes van gebouwen dienen door materiaal- en kleurgebruik geleed te zijn.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1

 

MATERIALEN EN KLEUREN (onderdelen)

  • Er dient terughoudendheid te worden aangehouden bij de toepassing van verschillende kleuren en verschillende materialen per gebouw.

DETAILLERING (onderdelen)

  • De detaillering dient zorgvuldig en met aandacht voor de plasticiteit van de gevel uitgewerkt te zijn.
  • Kozijnen, dakranden, regenpijpen e.d. dienen op eenvoudige wijze gedetailleerd te zijn.

BOUWWERKEN OP ERVEN

  • Hekwerken hoger dan een meter moeten achter de voorgevelrooilijn staan en afgestemd zijn op de architectuur van het hoofdgebouw.
  • Hekwerken e.d. aan de straatzijde moeten op één lijn staan en zijn in hoogte en vormgeving op elkaar afgestemd en in een onopvallende kleur te worden uitgevoerd.

printen
terug
deelgebiedenkaart Bedrijventerreinen aan ontsluitingswegen