Thema 8: Planmatige naoorlogse uitbreidingen

4.8.2

Beoordelingscriteria

Algemeen

De bijbehorende gebiedsbeschrijvingen uit hoofdstuk 3 en de voorgaande beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van de beoordelingscriteria.

Beoordelingscriteria puntsgewijs

 

PLAATSING/SITUERING

  • Bij (vervangende) nieuwbouw dient de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend te zijn.
  • Het overwegend gesloten en halfopen straatbeeld moet in stand worden gehouden;
  • Woningen moeten met een eigen entreegebied of met voordeuren georiënteerd zijn op de openbare ruimte.

MASSA/VORM

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving dient het uitgangspunt te zijn bij uitbreiding en vervanging van de bebouwing.
  • Het aantal bouwlagen en de kapvorm moet afgestemd zijn op de bouwhoogte en de bouwmassa van de belendende bebouwing.
  • De bestaande kapvorm en kaprichting moeten gehandhaafd blijven. Een plaatselijke verhoging van de nok dient vormgegeven te worden in overeenstemming met reeds eerder goedgekeurde oplossingen.
  • Een dakopbouw is toestaan aan de achterzijde van een woning indien het niet mogelijk is een passende dakkapel te maken op het achterdakvlak.
    Dit is niet toegestaan bij monumenten. Afmetingen: kozijnhoogte 1 m en afstand tot zijvlak 1,30 m.

GEVELOPBOUW

  • Bij renovatie of stelselmatige toevoegingen dienen de stijl en de materialisering aan te sluiten op die van de bebouwing in de omgeving.
  • Bij (vervangende) nieuwbouw dient de oorspronkelijke architectuur op eigentijdse wijze geïnterpreteerd te worden.
  • Indien sprake is van een uitgesproken eigen architectuur van de straat dan dient bij de stijl en de materialisering van incidentele vervangende nieuwbouw hierop aangesloten te worden.

MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK (hoofdvlakken)

  • Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
  • Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen.
  • Baksteen voor de gevels, eventueel in een beperkte kleurvariatie, en gewelfde dakpannen dienen te worden toegepast.
  • Hoofdmaterialen moeten in aardkleuren toegepast worden, in combinatie met donkere of rode dakpannen.
  • Het gebruik van sterk contrasterende kleuren in de hoofdvlakken is ongewenst.
  • Bij woonblokken die een stedenbouwkundig geheel vormen moeten het kleur- en materiaalgebruik van gevels, daken, kozijnen, ramen en deuren evenals de aangebouwde delen op elkaar afgestemd zijn.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2

 

COMPOSITIE MASSAONDERDELEN

  • Nieuwbouw dient aan te sluiten bij de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving.
  • De bestaande stelselmatige toepassing van accenten (b.v. op koppen of in zichtassen en van symmetrieën in massa, kapvorm en gevelindeling), hoekoplossingen, verspringingen en de manier van schakelen dient  gerespecteerd te worden.
  • Bijgebouwen en aanbouwen moeten duidelijk ondergeschikt blijven aan de hoofdmassa: dit betekent in het algemeen maximaal 1 bouwlaag, voorzien van een doorgetrokken kap of van een plat dak.
  • Bijgebouwen, aan- en uitbouwen op straathoeken  –niet zijnde erkers of serres- dienen afgedekt te worden met een kap in dezelfde helling als de hoofdmassa.
  • Regelmatig geplaatste gemetselde schoorstenen op het dak dienen de maat van de woning te accentueren.

GEVELINDELING

  • De maat en schaal van de gevelindeling geleding dient gerespecteerd te worden.
  • De maatverhoudingen van bestaande gevelopeningen moeten gehandhaafd worden.
  • De kopgevels die naar de openbare ruimte zijn gericht dienen een duidelijke expressie te verkrijgen.
  • De toevoegingen per woning dienen ondergeschikt te zijn aan de hoofdstructuur en de gevelritmiek van het woningblok.
  • Toevoegingen als dakkapellen, erkers e.d. dienen in beginsel gestandaardiseerd te zijn.
  • De verticale geleding en ritmiek van de gevel moeten benadrukt worden bijvoorbeeld door ordening van raampartijen langs verticale assen of door afwijkende behandeling van gevelvlakken.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1

 

KLEUREN EN MATERIALEN

  • Kozijnen e.d. moeten een kleurstelling hebben die voldoende contrasteert met de kleurstelling van het muurwerk.

DETAILLERING

  • Bij renovatie of incidentele nieuwbouw dient de specifieke detaillering van gevelopeningen, balkonhekken, deurluifels en dergelijke in de omgeving maatgevend te zijn.
  • De detaillering bij aanpassing, renovatie of nieuwbouw dient een zelfde mate van aandacht en expressie te verkrijgen als die in de omgeving.

BOUWWERKEN OP ERVEN

  • Erfafscheidingen moeten bestaan uit hagen of heggen, al dan niet voorzien van een open en donker geschilderd hekwerk.
  • Erfafscheidingen bij de zijerven gelegen aan de openbare ruimte dienen eenzelfde afwerking te hebben als de voorerven.
  • De erfafscheidingen op achtererven, gelegen in het zicht van de openbare ruimte, moeten ofwel een groen karakter hebben, eventueel met een open constructie aangebracht op een lage muur, ofwel ontworpen zijn in de architectuur van het hoofdgebouw, tot max. 2 meter hoog.

printen
terug
deelgebiedenkaart Planmatige naoorlogse uitbreidingen