Thema 6: Parkachtige bebouwing

4.6.2

Beoordelingscriteria

Algemeen

De bijbehorende gebiedsbeschrijvingen uit hoofdstuk 3 en de voorgaande beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van de beoordelingscriteria.

Beoordelingscriteria puntsgewijs

 

PLAATSING/SITUERING

  • Representatieve bouwmassa's omgeven door een landschappelijke inrichting
  • van tuinen dienen behouden te blijven.
  • Het bebouwingsbeeld moet bepaald worden door een reeks van individuele bebouwingmassa's. Daartoe worden ook tweekappers gerekend.
  • Bij (vervangende) nieuwbouw moet rekening gehouden worden met het algemene gebiedskarakter.
  • De positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend.
  • De beleving van onderlinge afstanden tussen de gebouwen is belangrijker dan de vorming van een wand.
  • Bestaande doorzichten moeten worden gehandhaafd.
  • De bestaande rooilijn dient gerespecteerd te worden.
  • De panden moeten met de voorgevel naar de straat gericht staan.

MASSA/VORM

  • Bij (vervangende) nieuwbouw dient het bouwwerk zich te conformeren aan de bebouwing in de omgeving voor wat betreft massa en hoofdvorm.
  • De bouwmassa mag maximaal uit twee (in sommige gevallen drie) bouwlagen en een (samengesteld) zadeldak of schilddak bestaan.
  • Bij aanpassingen aan individuele woningen dient de hoofdvorm herkenbaar te blijven.
  • Aanpassingen aan de voorzijde van woningen die onderdeel zijn van een ensemble moeten worden afgestemd op het ensemble.
  • Bij panden die een architectonisch geheel vormen dienen toevoegingen per woning ondergeschikt te zijn aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel.
  • Hierbij is de eenmaal aangebrachte toevoeging in beginsel de standaard uitvoering voor de overige bijbehorende panden.
  • Bijgebouwen moeten in hoofdvorm en kap afgestemd zijn op die van het hoofdgebouw.
  • Een dakopbouw is toegestaan aan de achterzijde van een woning indien het niet mogelijk is een passende dakkapel te maken op het achterdak. Dit is niet toegestaan bij monumenten.

GEVELOPBOUW

  • Bij renovatie en/of vervangende nieuwbouw dient de oorspronkelijke gevelopbouw te worden gerespecteerd.
  • Bij nieuwbouw moeten gevels afgestemd zijn op de schaal en de maat van de belendende panden.
  • Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn van af de openbare ruimte moeten worden behandeld als voorgevels.
  • Bij splitsing van het pand moet de architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand behouden blijven.

MATERIAAL- EN KLEURGERBUIK (hoofdvlakken)

  • Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
  • Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen.
  • Bij nieuwbouw dienen aardkleuren bakstenen het aanzicht van de gevels te bepalen. In lichte kleur geschilderde gevels en stucwerk worden toegestaan indien deze kenmerkend zijn voor de omgeving en in getemperd kleurniveau worden toegepast.
  • De daken van hoofd- en bijgebouwen moeten afgedekt zijn met natuurlijke materialen.
  • De kleuren van dakbedekking en gevels moeten op elkaar afgestemd zijn.
  • Glas en spiegelende oppervlakken mogen niet worden toegepast bij beplating van gevels.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2

 

COMPOSITIE MASSAONDERDELEN

  • Bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan de hoofdbebouwing en dienen gesitueerd te zijn aan of achter de achtergevel van de hoofdbebouwing.
  • Aanbouwen dienen ondergeschikt te zijn en staan ten minste 2,5 meter achter de voorgevelrooilijn

GEVELINDELING

  • Bij verbouw en renovatie dient te worden aangesloten bij de richting en de maatverhoudingen van de bestaande gevelopeningen.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1

 

MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK

  • Het materiaal- en kleurgebruik van bijgebouwen, aan- en uitbouwen moet afgestemd zijn op dat van het hoofdgebouw.
  • Voor kozijnen en eventuele gevelbetimmering dient te worden aangesloten bij de oorspronkelijke materialen.
  • Contrasterende kleuren dienen te worden vermeden.

DETAILLERING

  • Bij renovatie of nieuwbouw dient zorgvuldig omgegaan te worden (herstel, interpretatie) met de detaillering van de kap, de gevelopeningen en het metselwerk.
  • Authentieke detaillering zoals overstekken, geaccentueerde lijsten en siermetselwerk moet bij verbouw behouden worden.
  • De detaillering van aanbouwen en bijgebouwen moet zorgvuldig afgestemd worden op die van het hoofdgebouw.
  • Serres en erkers dienen met een zelfde aandacht voor detaillering als die voor het hoofdgebouw uitgevoerd te worden.

BOUWWERKEN OP ERVEN

  • Erfafscheidingen op voor- en zijerven mogen maximaal 1 m hoog zijn, uitgevoerd als haag of open sierhek, eventueel aangevuld met baksteen of natuursteen componenten in overeenstemming met het karakter van het pand en van de omgeving.
  • Erfafscheidingen aan de voorzijde moeten afgestemd zijn op de aansluitende afscheidingen.

printen
terug
deelgebiedenkaart Parkachtige bebouwing