Thema 5: Gemengde bebouwing overig

4.5.2

Beoordelingscriteria

De bijbehorende gebiedsbeschrijvingen uit hoofdstuk 3 en de voorgaande beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van de beoordelingscriteria.

In de structuur, de opbouw en de breedte van de bebouwing dient het oorspronkelijke historische straatbeeld uitgangspunt; namelijk kleinschaligheid, diversiteit en waarbij de historische ontwikkeling afleesbaar blijft.

Beoordelingscriteria puntsgewijs

 

PLAATSING/SITUERING

  • Het ruimtelijk karakter moet gebaseerd zijn op de gegroeide kleinschaligheid en diversiteit.
  • Nieuwbouw dient aan te sluiten bij de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving.
  • De parcellering, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing dienen richtinggevend te zijn bij nieuwbouw.
  • Er moet gebouwd worden in de bestaande rooilijn. Eventuele verspringingen in de rooilijn moeten binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing blijven.
  • Het overwegend gesloten of half open straatbeeld met herkenbare individuele panden dient in stand gehouden te worden.
  • Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg dienen als voorgevel behandeld te worden.

MASSA/VORM

  • De massa en vorm van nieuwbouw moeten zorgvuldig ingepast worden tussen de bestaande bebouwing.
  • De bouwhoogte ca. één tot twee lagen met kap, dient afgestemd te worden op de bouwmassa en kapvorm van de belendende omgeving.
  • Verspringingen in de dakgoothoogte moeten binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing blijven.
  • Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen dienen toevoegingen per woning ondergeschikt te zijn aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel. Hierbij is de eenmaal aangebrachte toevoeging in beginsel de standaard uitvoering voor de overige panden.
  • De bestaande samenhang en afwisseling in vormgeving van de kappen in de omgeving dient gehandhaafd te blijven.
  • De vormgeving van het dak moet afgestemd zijn op de stijl van het betreffende pand.
  • Een dakopbouw is toestaan aan de achterzijde van een woning indien het niet mogelijk is een passende dakkapel te maken op het achterdakvlak.
    Dit is niet toegestaan bij monumenten. Afmetingen: kozijnhoogte 1 m en afstand tot zijvlak 1,30 m.

GEVELOPBOUW

  • Bij nieuwbouw dient er aangesloten te worden bij de kenmerken van de bebouwing in de directe omgeving, deze mogen in een eigentijdse architectuuropvatting worden uitgewerkt. Behoud van het veelal verticale karakter van de gevelopbouw en van de kenmerkende plasticiteit in het gevelvlak is daarbij essentieel.
  • Er dient sprake te zijn van een verticale geleding van de gevel en deze moet naar voren komen in gevelassen.
  • Bij renovatie of nieuwbouw dient de oorspronkelijke gevelopbouw gerespecteerd te worden.

MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK (hoofdvlakken)

  • Bij verbouwing of renovatie dient men het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
  • Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen. Dit geldt niet voor monumenten.
  • Als historische panden een rieten kap hebben, is vervanging door ander materiaal slechts toegestaan mits daardoor de cultuurhistorische en architectonische waarde niet onevenredig wordt aangetast.
  • Glas en spiegelende oppervlakken mogen niet worden toegepast bij beplating van gevels.
  • Bij nieuwbouw moeten de lokale diep roodoranje baksteen of andere aardkleuren het aanzicht van de gevels bepalen (lichte kleur baksteen en in lichte kleuren geschilderde gevels en stucwerk worden alleen toegestaan indien deze veelvuldiger voorkomen in de straat en in getemperd kleurniveau worden toegepast.)
  • Bij nieuwbouw dienen voor de daken donkere of rode dakpannen te worden toegepast.
  • De kleuren van de gevels en de daken dienen op elkaar afgestemd te zijn. Het gebruik van sterk contrasterende kleuren in grote vlakken is niet toegestaan.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2

 

COMPOSITIE MASSAONDERDELEN

  • Bij bijgebouwen, aan- en uitbouwen dient de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing behouden te blijven.

GEVELINDELING

  • Bij verbouwing en renovatie dient aangesloten te worden bij de richting en de maatverhouding van de bestaande gevelopeningen.
  • De onderzijde (plint) en de bovenzijde (goot of kroonlijst) dienen een horizontale geleding te geven en het gevelvlak af te bakenen. Bij splitsing van ruimten moet de architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand behouden blijven; bij samenvoeging van meerdere panden, moet de individualiteit van de panden voorop blijven staan.
  • De ritmiek van de gevel moet verticaal gericht zijn en naar voren komen in gevelassen.
  • Zijgevels aan de openbare ruimte moeten ten minste op voetgangersniveau voorzien zijn van gevelopeningen.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1

 

MATERIALEN EN KLEUREN

  • Het gebruik van sterk contrasterende kleuren is voor de detaillering niet toegestaan.

DETAILLERING

  • Bij verbouwing en renovatie dient zorgvuldig omgaan te worden  met de ornamentiek zoals: overstekken, daklijsten, siermetselwerk lijsten en speklagen en de specifieke detaillering van gevelopeningen, balkonhekken, deurluifels en dergelijke.
  • Specifieke detaillering van gevelopeningen, balkonhekken, deurluifels e.d. dienen met aandacht voor de expressie en plasticiteit ontworpen te worden.
  • Gevelreclame aan panden met een commerciële functie dienen binnen de structuur en de detaillering van de gevel te passen.

BOUWWERKEN OP ERVEN

  • Bouwwerken op erven dienen in onderlinge samenhang te worden vormgegeven.
  • Bij voorkeur dient men hagen of heggen toe te passen en/of open en donker geschilderd sierhekwerk.
  • Toegangspoorten en dergelijke moeten in de lijn van de voorgevel of de erfgrens geplaatst worden.

printen
terug
deelgebiedenkaart Gemengde bebouwing - overig