Thema 2: Recentere bebouwingslinten

4.2.2

Beoordelingscriteria

Algemeen

De bijbehorende gebiedsbeschrijvingen uit hoofdstuk 3 en de voorgaande beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van de beoordelingscriteria.

Beoordelingscriteria puntsgewijs

 

PLAATSING/SITUERING

  • Het ruimtelijk karakter moet gebaseerd zijn op de gegroeide kleinschaligheid, openheid en diversiteit.
  • Nieuwbouw dient aan te sluiten bij de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving.
  • De parcellering, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing dienen richtinggevend te zijn bij nieuwbouw.
  • Eventuele bedrijfsbebouwing moet op het achtererf staan.
  • Verspringingen in de rooilijn moeten binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing blijven.
  • Het overwegend half open bebouwingbeeld van herkenbare individuele panden dient in stand gehouden te worden.
  • Panden moeten gericht zijn naar de openbare ruimte.
  • Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg dienen als voorgevel behandeld te worden.

MASSA/VORM

  • De massa en vorm van nieuwbouw moeten zorgvuldig ingepast worden tussen de bestaande bebouwing.
  • De bouwhoogte ca. twee lagen met kap, dient afgestemd te worden op de bouwmassa en kapvorm van de belendende omgeving.
  • Bebouwing van een duidelijk grotere massa en hoogte dan de direct omringende gebouwen, dienen op grotere afstand tot de weggrens te staan.
  • Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen dienen toevoegingen per woning ondergeschikt te zijn aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel. Hierbij is de eenmaal toegevoegde toevoeging in beginsel de standaard uitvoering voor de overige panden.
  • De bestaande samenhang en afwisseling in vormgeving van de kappen in de omgeving dienen gehandhaafd te blijven.
  • De vormgeving van het dak moet afgestemd zijn op de stijl van het betreffende pand.
  • Een dakopbouw is toestaan aan de achterzijde van een woning indien het niet mogelijk is een passende dakkapel te maken op het achterdakvlak.Dit is niet toegestaan bij monumenten. Afmetingen: kozijnhoogte 1 m en afstand tot zijvlak 1,30 m.

GEVELOPBOUW

  • Bij verbouwing of renovatie dient de oorspronkelijke gevelopbouw gerespecteerd te worden.
  • Waar de tussenruimte tussen de panden gelijk of kleiner is dan 2x de gemiddelde gevelbreedte van de naastliggende panden, dient nieuwbouw aan te sluiten bij de kenmerken van de bebouwing in de directe omgeving. Bij grotere tussenruimten is een grotere vrijheid in stijlkenmerken, ritmiek, gevelopeningen en toevoegingen toegestaan.

MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK (hoofdvlakken)

  • Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
  • Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen. Dit geldt niet voor monumenten.
  • Bij nieuwbouw moeten aardkleuren of eventueel andere getemperde kleuren   het aanzicht van de hoofdvlakken bepalen. In lichte kleuren geschilderde gevels en stucwerk worden alleen toegestaan indien deze kenmerkend zijn voor de omgeving en in getemperd kleurniveau worden toegepast.
  • De kleuren van de gevel en het dak dienen op elkaar afgestemd te zijn. Het gebruik van sterk contrasterende kleuren in grote vlakken is niet toegestaan.
  • Bij nieuwbouw dienen gevels in hoofdzaak uit baksteen te bestaan en voor de daken dienen dakpannen te worden toegepast. Andere dakbedekking wordt toegestaan indien deze kenmerkend is in de omgeving of voor een prettige en bovenal niet contrasterende afwisseling zorgt.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2

 

GEVELINDELING

  • Bij verbouwing en renovatie dient aangesloten te worden bij de richting en de maatverhouding van de bestaande gevelopeningen.
  • Bij panden die een stedenbouwkundig of architectonisch geheel vormen dienen veranderingen  per woning ondergeschikt te zijn aan de hoofdstructuur en de ritmiek van de totale gevel. Hierbij is de eenmaal toegepaste toevoeging in beginsel de standaard uitvoering voor de overige panden.
  • De onderpui en de bovengevel dienen een samenhangend geheel te vormen. De plaatsing van penanten en kolommen dienen de gevelritmiek te ondersteunen.
  • De onderzijde (plint) en de bovenzijde (goot of kroonlijst) dienen een horizontale geleding te geven en het gevelvlak af te bakenen. Bij splitsing van ruimten moet de architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand behouden blijven; bij samenvoeging van meerdere panden, moet de individualiteit van de panden voorop blijven staan.
  • De ritmiek van de gevel, dient naar voren te komen in gevelassen.
  • Zijgevels aan de openbare ruimte moeten ten minste op voetgangersniveau voorzien zijn van gevelopeningen.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1

 

MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK

  • Glas en spiegelende oppervlakken mogen niet worden toegepast bij beplating van gevels.
  • Het gebruik van sterk contrasterende kleuren is niet toegestaan.

DETAILLERING

  • Bij renovatie dient zorgvuldig omgaan te worden  met de ornamentiek zoals: overstekken, daklijsten, siermetselwerk lijsten en speklagen en de specifieke detaillering van gevelopeningen, balkonhekken, deurluifels en dergelijke.
  • Gevelreclame aan panden met een commerciële functie dienen binnen de structuur en de detaillering van de gevel te passen.

BOUWWERKEN OP ERVEN

  • Bouwwerken op erven dienen in onderlinge samenhang te worden vormgegeven.
  • Toegangspoorten en dergelijke moeten in de lijn van de voorgevel of de erfgrens geplaatst worden.

printen
terug
deelgebiedenkaart Recentere bebouwingslinten