Thema 1: Historische bebouwingslinten

4.1.2

Beoordelingscriteria

Algemeen

  1. De bijbehorende gebiedsbeschrijvingen uit hoofdstuk 3 en de voorgaande beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van de beoordelingscriteria.
  2. De structuur, de opbouw en de breedte van de bebouwing is het oorspronkelijke ruimtelijke karakter, met als uitgangspunt kleinschaligheid, diversiteit en de historische ontwikkeling afleesbaar (over het algemeen: historisch karakter nabij het centrum en hoe verder van het centrum verwijderd des te recenter de bebouwingskarakteristiek wordt).

Beoordelingscriteria puntsgewijs

  

PLAATSING/SITUERING

  • Het ruimtelijk karakter moet gebaseerd zijn op de gegroeide kleinschaligheid en diversiteit.
  • Het overwegend half open bebouwingbeeld van herkenbare individuele panden dient in stand gehouden te worden, waarbij de bebouwing dichter naar het centrum toe een geslotener karakter heeft, verder van het centrum af een opener karakter.
  • Nieuwbouw dient aan te sluiten bij de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving.
  • De parcellering, de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing dienen richtinggevend te zijn bij nieuwbouw.
  • Bedrijfsbebouwing moet op het achtererf staan (historische “deel” staat aan de straat).
  • Verspringingen in de rooilijn moeten binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing blijven.
  • Panden moeten gericht zijn naar de openbare ruimte.
  • Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg dienen als voorgevel behandeld te worden.

MASSA/VORM

  • De massa en vorm van nieuwbouw moeten zorgvuldig ingepast worden tussen de bestaande bebouwing.
  • De bouwhoogte ca. een tot twee lagen met kap, dient afgestemd te worden op de bouwmassa en kapvorm van de belendende omgeving. 
  • Verspringingen in de dakgoothoogte moeten binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing blijven.
  • Bebouwing van een duidelijk grotere massa en hoogte dan de direct omringende gebouwen, dienen op grotere afstand tot de weggrens te staan.
  • Bij panden die een stedenbouwkundig geheel vormen dienen toevoegingen per woning ondergeschikt te zijn aan de hoofdstructuur en de ritmiek van het geheel. Hierbij is de eenmaal toegevoegde toevoeging in beginsel de standaard uitvoering voor de overige panden.
  • De bestaande samenhang en afwisseling in vormgeving van de kappen in de omgeving dienen gehandhaafd te blijven.
  • De vormgeving van het dak moet afgestemd zijn op de stijl van het betreffende pand.

GEVELOPBOUW

  • Bij renovatie en/of nieuwbouw dient de oorspronkelijke gevelopbouw gerespecteerd te worden.
  • Waar de tussenruimte tussen de panden gelijk of kleiner is dan 2x de gemiddelde gevelbreedte van de naastliggende panden, dient nieuwbouw aan te sluiten bij de kenmerken van de bebouwing in de directe omgeving. (Bij grotere tussenruimten is een grotere vrijheid in stijlkenmerken, ritmiek, gevelopeningen en toevoegingen toegestaan).
  • De geleding van de gevel moet verticaal gericht zijn en naar voren komen in gevelassen.

MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK (hoofdvlakken)

  • Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
  • Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen. Dit geldt niet voor monumenten.
  • Als historische panden een rieten kap hebben, is vervanging door ander materiaal slechts toegestaan mits daardoor de cultuurhistorische en architectonische waarde niet onevenredig wordt aangetast.
  • Bij nieuwbouw moeten aardkleuren of eventueel andere getemperde kleuren het aanzicht van de hoofdvlakken bepalen. In lichte kleuren geschilderde gevels en stucwerk worden alleen toegestaan indien deze kenmerkend zijn voor de omgeving en in getemperd kleurniveau worden toegepast.
  • De kleuren van de gevel en het dak dienen op elkaar afgestemd te zijn. Het gebruik van sterk contrasterende kleuren in grote vlakken is niet toegestaan. 
  • Bij nieuwbouw dienen gevels in hoofdzaak uit baksteen te bestaan en voor de daken dienen dakpannen te worden toegepast. Andere dakbedekking wordt toegestaan indien deze kenmerkend is in de omgeving of voor een prettige en bovenal niet contrasterende afwisseling zorgt. 
  • Glas en spiegelende oppervlakken mogen niet worden toegepast bij beplating van gevels.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2

  

GEVELINDELING

  • Bij verbouwing en renovatie dient aangesloten te worden bij de richting en de maatverhouding van de bestaande gevelopeningen.
  • De onderpui en de bovengevel dienen een samenhangend geheel te vormen. De plaatsing van penanten en kolommen dienen de gevelritmiek te ondersteunen.
  • De onderzijde (plint) en de bovenzijde (goot of kroonlijst) dienen een horizontale geleding te geven en het gevelvlak af te bakenen. Bij splitsing van ruimten moet de architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand behouden blijven; bij samenvoeging van meerdere panden, moet de individualiteit van de panden voorop blijven staan.
  • De ritmiek van de gevel moet verticaal gericht zijn en naar voren komen in gevelassen.
  • Zijgevels aan de openbare ruimte moeten tenminste op voetgangersniveau voorzien zijn van gevelopeningen.
  • Plaatsing en behandeling van de hoofdentree dienen bijzondere aandacht te krijgen.

Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1

 

MATERIALEN EN KLEUREN

  • Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
  • Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen. Dit geldt niet voor monumenten.
  • Het gebruik van sterk contrasterende kleuren in grotere vlakken is niet toegestaan.

DETAILLERING

  • Bij verbouwing en renovatie dient zorgvuldig omgaan te worden met de ornamentiek zoals: overstekken, daklijsten, siermetselwerk lijsten en speklagen en de specifieke detaillering van gevelopeningen, eventuele balkonhekken, deurluifels en dergelijke.
  • Bij nieuwbouw dient de detaillering zorgvuldig en met aandacht voor de plasticiteit van de gevel uitgewerkt te zijn.
  • Gevelreclame aan panden met een commerciële functie dienen binnen de structuur en de detaillering van de gevel te passen.

BOUWWERKEN OP ERVEN

  • Bouwwerken op erven dienen in onderlinge samenhang te worden vormgegeven. Bij voorkeur dient men hagen of heggen toe te passen en/of open en donker geschilderd sierhekwerk.
  • Toegangspoorten en dergelijke moeten in de lijn van de voorgevel of de erfgrens geplaatst worden.

printen
terug
deelgebiedenkaart Historische bebouwingslinten