Planmatig ontworpen woongebieden
W2
Parkachtige bebouwing
Elk gebied heeft zijn specifieke kenmerken m.b.t. de architectuurstijl, de grootte van kavels en woningen etc. De meeste parkachtige woongebieden zijn enigszins gemengd, waarbij soms ensembles van woningen aanwezig zijn met een sterke onderlinge visuele samenhang.
De traditionele parkachtige woongebieden (villaparken) ontstonden over het algemeen tussen 1860 en 1940. In Winterswijk is geen traditioneel parkachtig gebied aanwezig, maar wel een gebied (ontstaan in 1920) waarvan de bebouwing gelijkenis vertoond met de bebouwing van de traditionele parkachtige woongebieden.
Het gebied met parkachtige bebouwing wordt gekarakteriseerd door voornamelijk vrijstaande bebouwing met diverse architectuurstijlen en waarbij de tuinen en eventuele laanbeplanting een belangrijke rol spelen in het karakter van het woongebied. Monumentale villa’s en herenhuizen bezitten vaak compacte hoofdmassa’s met aan de straatzijden incidenteel een luchtig vormgegeven erker of serre. De panden hebben elk een eigen gezicht waarbij veel aandacht is besteed aan de architectonische kwaliteit en uitstraling.
De belangrijkste kwaliteiten van het parkachtige woongebied in Winterswijk liggen in de woonhuizen en hun tuinen. Meerdere panden hebben de status van gemeentelijk of rijksmonument. Het gebied bestaat uit een aantal zones, waarbinnen een helder te typeren bebouwingsstructuur voorkomt:
Het gebied dat begrenst wordt door de Groenloseweg, Emmastraat, Morgenzonweg en Javastraat. Het betreft kleinere villa’s en woonhuizen, waarbij vooral de huizen in de Engelse cottage-stijl opvallen. In de jaren ’20 is dit gebied geleidelijk tot stand gekomen.
W3
Tuindorpen en tuinwijken
Door de Vereeniging tot Verbetering van Volkshuisvesting, werd in de jaren ’20 op Scholtenenk stapsgewijs een groot aantal arbeiderswoningen gebouwd. De Scholtenenk, gevormd door de Scholtenenk-Iepenstraat-Berkenstraat-Lindenstraat en Plataanlaan, was de eerste planmatig ontworpen woonwijk van Winterswijk. Het complex, waarvan de woningen ontworpen zijn door architect Post, vormt een architectonisch-stedenbouwkundig geheel. De architectuur is overwegend ingetogen en sober van opzet met een verfijning in de kleurtoepassing en detaillering. Het vertoont karakteristieken van de destijds veel toegepaste tuinwijkgedachte, met een poortgebouw, bijzondere hoekoplossingen en details, pleintjes en relatief veel groen. Het complex is zowel stedenbouwkundig als architectonisch met zorg ontworpen. Door de samenhang binnen het complex en de groene inrichting van de straten, pleintjes en voorerven is een aangenaam en vriendelijk omgevingsbeeld ontstaan. Omstreeks 1970 is het gebied gerenoveerd, doch redelijk goed bewaard gebleven.
W4
Woonwijken in traditionele blokverkaveling
In de jaren ’50, ’60 en ‘70 zijn veel uitleggebieden gerealiseerd met een eenvoudig patroon van rechte straten met een symmetrisch straatprofiel en bomen op de trottoirs. Langs deze straten zijn woningen gebouwd, veelal in rijtjes van drie of meer, afgewisseld met dubbele en vrijstaande woningen. Soms is sprake van een geclusterde stedenbouwkundige opzet, waarbij sommige buurten doen denken aan de tuindorpen van voor de Tweede Wereldoorlog. De samenhang in het straatbeeld ontstaat onder meer door een ingetogen materiaal- en kleurgebruik.
Kenmerkend zijn het blokvormig stratenpatroon en het straatgericht wonen. De straathoeken zijn open, waarbij de woningen veelal een duidelijk onderscheid hebben tussen voorgevel en zijgevel. Rust in het bebouwingsbeeld ontstaat door de eenvoudige hoofdmassa´s en kapvormen, zoals zadelkappen en soms schilddaken. De herhaling van gelijkvormige koppen van bouwblokken geven een karakteristiek beeld naar zijstraten. Voor- en zijtuinen zijn gescheiden van de openbare ruimte door eenvoudige, lage erfafscheidingen. Aanbouwen aan achtergevels en dakkapellen/dakopbouwen voegen zich soepel binnen de hoofdkarakteristiek van het bebouwingsthema. Deze woongebieden hebben een overzichtelijk, rustig en relatief groen karakter. De aanwezige complexen zijn in hun oorspronkelijke opzet architectonisch en stedenbouwkundig met zorg ontworpen.
Verstoringen van het bebouwingsbeeld doen zich met name voor bij hoekwoningen omdat aanbouwen, bijgebouwen en schuttingen in de zijtuinen vaak op gespannen voet staan met de stedenbouwkundige karakteristiek van de woonwijk. Wanneer woningen afzonderlijk aan particulieren zijn verkocht bestaat het gevaar dat de architectonische samenhang in het straatbeeld langzamerhand verdwijnt. Uitgifte van openbaar groen aan particulieren kan leiden tot een verstoring van de ruimtelijke samenhang.
W5
Het Nieuwe Bouwen (moderne stedenbouw, CIAM)
In de jaren ‘60 en ‘70 is in Gelderland een aantal woongebieden gerealiseerd die geïnspireerd zijn op de ideeën van het Nieuwe Bouwen. In de opbouw van de wijken is een duidelijke functiescheiding aangebracht tussen wonen, werken, winkelen, groen en verkeer. In het verkeerssysteem is een duidelijke hiërarchie aanwezig in ontsluitingswegen, woonstraten en autovrije zones. Parkeren wordt geconcentreerd. De gebouwen en gebouwcomplexen bestaan uit eenvoudige, rechthoekige bouwblokken die als abstracte composities in de open ruimte zijn geplaatst. In Winterswijk is slechts een aantal wooncomplexen volgens het “Nieuwe Bouwen” te herkennen. De bouwblokken bestaan uit 5 bouwlagen met een lichthellende kap en verspringen ietsjes van elkaar. Op de begane grond zijn garages aanwezig, hetgeen vanaf de openbare ruimte geen positieve belevingswaarde met zich mee brengt. Aan de balkons en de portieken te zien is het complex recentelijk opgeknapt. Het bouwvolume van de wooncomplexen zorgt voor een goede begeleiding van de Europalaan.
W6
Forumbeweging (woonerven jaren ?70-?90)
Als reactie op de blokverkaveling en de invloed van de “modernen”, die als te zakelijk en monotoon werden ervaren, ontstaat in de jaren ’70 de Forumbeweging, die aandacht vraagt voor de menselijke schaal en maat van nieuwe woongebieden. De woongebieden uit deze periode hebben een grillig stratenpatroon en weinig doorgaande wegen. De woningen zijn meestal geclusterd rondom woonerven waarbij een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterkanten ontbreekt. De wijken, maar ook delen daarvan zijn sterk naar binnen gekeerd. Een groot aantal van de woningen is niet straatgericht maar georiënteerd op de privé-tuin. Er komen veel variaties voor in de vormgeving openbaar-privé. De architectuur van de woningen is relatief ingetogen en sluit aan bij de jaren 70 mode; veelal donkere, semi-ambachtelijke materialen; bruin hout, rode baksteen en donkere pannen. De waarde van deze wijken schuilt voornamelijk in de stedenbouwkundige opzet; de ruime groenstructuren die het beeld van de wijken bepaalt. Ook de kleine schaal van de bebouwing en de variatie zijn aantrekkelijk. Waar schuren voor het huis zijn geplaatst ontstaan soms rommelige situaties. Het zicht op de achtertuinen kan een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het openbaar gebied. In grotere wijken ontbreken veelal visueel-ruimtelijke aanknopingspunten voor de oriëntatie.
Op enkele plekken dringen gesloten en weinig aantrekkelijke achtererfafscheidingen op tot aan de openbare weg. Uitbreidingen aan de woningen aan de straatzijde kunnen de rust en de samenhang binnen het bebouwingsbeeld verstoren.
In Winterswijk zijn verschillende “woonerf-gebieden” ontstaan aan de randen van de kern. Een uitzondering daarop is de invulling met appartementencomplexen tegen het centrum aan (het voormalige terrein van de fabriek de “Batavier”). Binnen deze bouwsteen zijn duidelijk verschillende architectonische clusters te herkennen. Van vrijstaande (bungalow)bebouwing tot zeer naar binnengekeerde dichte bebouwingsprincipes.
W7
In-/Uitbreidingen (vanaf jaren ?90)
In reactie op de monotone architectuur van de naoorlogse woningbouw heeft de nieuwe woonbebouwing een frisse en gevarieerde uitstraling.
Ook de veranderende volkshuisvestingsopgave is hierop van invloed. De woningnood is achter de rug en er wordt meer marktconform gebouwd. Bij de ontwikkeling van de gebieden wordt veel aandacht besteed aan de architectonisch/ stedenbouwkundige uitstraling. In de verkavelingsopzet wordt weer gestreefd naar een helder onderscheid tussen openbaar en privé. Enkele inbreidingen zijn als hofjes ontwikkeld. De inrichting van de openbare ruimte is veelal met zorg ontwikkeld. De nieuwe woongebieden krijgen een duidelijke imago mee dat ondermeer naar voren komt in een uitgesproken architectuur. Soms wordt teruggegrepen op architectuurstijlen uit het verleden. Er ontstaan buurten met geheel verschillende architectuur, bijvoorbeeld van neo-traditioneel (jaren 30-stijl) tot neo-modern (kubistische, staal, beton, glas). Per blok, straat of buurt komen vaak meerdere typen woningen voor.
Bij de woningen ontbreekt veelal de nodige bergruimte waardoor op de achtererven tuinhuisjes en bergingen worden gebouwd. Ook worden de woningen vaak na enige tijd uitgebreid met een zolderkamer, een erker, serre of uitbouw aan de achterzijde.
Bij de ontwikkeling van nieuwe woongebieden en complexen wordt de architecten en ontwikkelaars steeds meer gevraagd om een ontwerp voor erfscheidingen en optionele uitbreidingen zoals erkers, dakkapellen en serres mee te nemen in het totaalplan.
W9
Individuele woningbouw (vrije sector)
Individuele woningbouw bestaat uit veelal vrijstaande, gevarieerde woningen van één of twee bouwlagen met kap. De straten en buurten hebben een groen, en vaak dorps karakter. In de loop der jaren zijn de invloeden van diverse stedenbouwkundige stromingen ook in de vrije sectorwijken ingebracht. De woningen zijn veelal individueel ontworpen en hebben daardoor een eigen en herkenbaar gezicht. Als er voldoende ruimte tussen de panden aanwezig is, wordt een afwisseling in kleur- en materiaaltoepassing als prettig ervaren. Indien de kavels aan de krappe kant zijn en de ruimten tussen de woningen minimaal, werkt de diversiteit in het woningbeeld veelal negatief en ontstaan rommelige, onsamenhangende straten. De ruimere woongebieden zijn dan ook minder kwetsbaar dan compactere woongebieden. De laatste jaren wordt in de vrije sectorgebieden veel aandacht besteed aan de ruimtelijke kwaliteit o.a. in de vorm van beeldkwaliteitplannen. Het in ontwikkeling zijnde plan De Eelink Es, is hiervan een voorbeeld.

Bouwstenen
Meddo
Het historisch dorpsgebied is in Meddo rondom de kerk nog herkenbaar. In Meddo is, als enige kleine in het buitengebied, duidelijk sprake van kernvorming, vanwege latere uitbreidingen. Meddo heeft nog een historische dorpse bebouwingslint (H2) met open, perceelsgewijze bebouwing. Het betreft een meer agrarisch karakter dan in de kern Winterwijk. In de kern Meddo heeft woonuitbreiding plaatsgevonden. Dit heeft steeds per periode, anders gezegd per bouwsteen, op kleine schaal plaatsgevonden. Voor de kern Meddo zijn daarom deze naoorlogse uitbreidingen niet verder opgesplitst, maar samengenomen tot W: “planmatige naoorlogse uitbreidingen” (zie ook kaart in de bijlage).








