Uiterwaarden
De kommen wordt gekenmerkt door veel weilanden met een weids en open karakter. Op deze gronden is vooral bebouwing te vinden op de woerden en aan enkele dijk- en wegenstructuren. De openheid wordt in dit gebied, vooral in de middenzone, afgewisseld door bomen en kleine bospercelen.
De bodem van de komgebieden bestaat uit rivierklei. Na de afzetting van kleideeltjes bij overstromingen en het droogvallen van de rivierkleigronden zijn de komgronden ontstaan, die in de loop van de tijd sterk zijn ingeklonken. De klei is slecht voor de waterhuishouding en het bodemgebruik bestaat dan ook vooral uit gras- en weilanden. Door ingrijpen van de mens in de waterhuishouding komt er steeds meer akkerbouw voor.
Het komgrondgebied ligt tussen de stroomruggen en hebben een open karakter met een rationele verkaveling en wegenstructuur. Naar de randen van de komgebieden en langs de wegen treed verdichting op middels bebouwing. Stroken land grenzend aan de stroomruggen worden steeds meer in gebruik genomen door akkerbouw, kleinschalige glastuinbouw en fruitteelt, waardoor de openheid van deze gebieden vermindert.