4. Algemene criteria

Er zijn situaties dat de gebieds- en de specifieke criteria ontoereikend zijn om bouwplannen verantwoord te toetsen. Dat is het geval als de criteria weliswaar zijn vertaald in een bouwplan maar dat het vakmanschap dat van een architect verwacht mag worden niet terug te vinden is in het bouwwerk. Architectuur is immers meer dan een optelsom van criteria.

Ook kan het voorkomen dat een bouwplan sterk afwijkt van zijn omgeving –en dus strijdig is met de criteria van het betreffende deelgebied- maar wél een bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit. Dat kan bijvoorbeeld gelden voor een kerk, een school of een sporthal.

Tenslotte kan het zijn dat een bouwplan weliswaar in bestaand bebouwd gebied voorkomt, maar toch nieuw is (ingeval van inbreiding) en daardoor niet past binnen de gebiedscriteria. In dit soort situaties is het nodig terug te grijpen op de algemene welstandscriteria.

Deze algemene criteria richten zich op het vakmanschap van het architectonisch ontwerp, zijn terug te voeren op universele kwaliteitsprincipes en zijn de grondslag van elke planbeoordeling. De gebieds- en de specifieke criteria zijn dan ook afgeleid van de algemene welstandscriteria zoals ze in de traditie van het welstandstoezicht toegepast zijn. In deze gevallen kan de stadsbouwmeester aan burgemeester en wethouders adviseren gebruik te maken van de hardheidsclausule en af te wijken van de gebieds- en de specifieke criteria. Het bouwplan moet dan uiteraard wel voldoen aan redelijke eisen van welstand. Naarmate het bouwplan zich sterker onderscheidt van zijn omgeving ligt het niveau van de ‘redelijke eisen van welstand’ ook hoger.

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is.

Een bouwwerk is bedoeld om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm niet los gezien worden van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden om een doelmatige constructie te maken.

Het gaat dus om de evenwichtige samenhang tussen vorm, gebruik en constructie.

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedenbouwkundige en landschappelijke) ruimte.

Een stad is meer dan een losse verzameling van gebouwen in de ruimte. De openbare ruimte wordt door de gebouwen begrensd en gevormd. Het gebouw is een particulier object in een openbare context. Het bestaansrecht van het gebouw ligt niet alleen in het eigen functioneren, maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke en landschappelijke omgeving.Zoals de omgeving een bijdrage hoort te leveren aan de kwaliteit van de gebouwen, moet het gebouw een positieve invloed hebben op de kwaliteit van de omgeving.

Het gaat dus om een evenwichtig samenspel van gebouw en omgeving.

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld.

Een belangrijke eis die aan het ontwerp van een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritmiek en herkenbare maatreeksen maken het voor de waarnemer mogelijk een grote hoeveelheid visuele informatie te reduceren tot een bevattelijk beeld.

Daar staat tegenover dat een bouwwerk de waarnemer moet blijven prikkelen en intrigeren. Een te eenduidig beeld leidt al gauw tot verveling en desinteresse. Om dat te voorkomen zijn complexe vormen nodig.

Het gaat dus om een zorgvuldig evenwicht van structuur en complexiteit.

Schaal en maatverhoudingen Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

Maatverhoudingen zijn van essentiële betekenis voor de kwaliteit van een ontwerp. Dé juiste verhoudingen zijn niet langs theoretische weg vast te stellen. Vaak blijkt dat verschillende mensen tot een zelfde waardering komen. Uit ervaring blijkt dat bepaalde verhoudingen goed zijn, maar niet waarom.

De kracht van een compositie is groter naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Het bepalen van de juiste verhoudingen is een kwestie van oefenen, bewust kijken, ervaringen uitwisselen en zelf ontwerpen.

Het gaat dus om een samenhangend stelsel van maatverhoudingen.

Kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat kleur en licht het karakter van het bouwwerk ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving duidelijk maken.

Door middel van kleuren en lichtval wordt een bouwwerk uiteindelijk zichtbaar en voelbaar. Als kleuren los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk.

Het gaat dus om een evenwichtige toepassing van kleuren en lichtval.

afdrukken