Criteria groene stads- en dorpsgebieden

Onderstaande welstandscriteria gelden specifiek voor dit gebied en voor zover ze niet in strijd zijn met de in het betreffende bestemmingsplan aangegeven bouwmogelijkheden. Uitgangspunt is dat ieder ontwerp blijk geeft van een basaal vakmanschap, zoals uiteengezet is in de algemene welstandscriteria (zie hoofdstuk 3). Als een bouwplan niet aan de specifieke welstandscriteria voldoet, kan een nadere beoordeling plaatsvinden op basis van de algemene welstandscriteria.

De welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. De mate waarin het groen een publieke functie heeft en waarvoor het gebruikt wordt is van belang. De positie van de bebouwing en het al dan niet in het zicht komen van (delen) ervan is mede bepalend. Naar hun aard zijn deze complexen vooral op zichzelf te beschouwen. In veel gevallen is de erfinrichting en erfafscheiding van groter publiek belang, of het moet gaan over complexen die (deels) op de monumentenlijst staan. De eventuele open zijde van het complex vraagt om rustige kleuren en materialen. Nieuwbouw dient in de eigen stijl en in overeenstemming met de groene omgeving te zijn ontworpen. Wijzigingen en aan- en bijgebouwen dienen passend te zijn bij het hoofdgebouw. Bij ondergeschikte wijzigingen is de kwaliteit van de bestaande bebouwing tenminste uitgangspunt.

Criteriamatrix groene stads- en dorpsgebieden

Situering*
  • Behouden van het ruimtelijke karakter: een alzijdig solitair geplaatst element op een ruime (groene) kavel.
  • Bebouwing mag geen afbreuk doen aan het groene karakter van de omgeving.
  • Bebouwing en beplanting beschouwen als organische eenheid.

  • De voorzijde van de hoofdmassa is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte.

  • Bijgebouwen staan niet op de voorgrond, zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex.
Massa en vorm*
  • Schaal en vormgeving zodanig inpassen in de omgeving dat de natuur de boventoon blijft voeren.
  • Per terrein één hoofdmassa.

  • De hoofdvorm is een eenduidige bouwmassa.

  • Aan- , op- en bijgebouwen zijn ondergeschikt en houden rekening met de herkenbaarheid van de hoofdmassa of complexvorm.

  • Bouwhoogte afstemmen op de omgeving.
Gevels
  • Eenvoudig en harmonisch samengestelde gevelopbouw.

  • De entree krijgt de nadruk in de compositie.
  • Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke stijl en gevelopbouw essentieel.

  • Bij verbouw en renovatie wordt aangesloten bij de richting en de maatverhoudingen van de bestaande gevelopeningen.
Materiaal gebruik
  • Materiaalgebruik passend bij de aanwezige structuur.

  • Met materiaalgebruik aansluiten bij bebouwing in de omgeving.
Kleurgebruik
  • Kleuren zijn ingetogen en dienen te harmoniëren met elkaar.

  • Kleurgebruik in gedekte tinten.

  • Met kleurgebruik aansluiten bij bebouwing in de omgeving.
Detaillering
  • Detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen en dergelijk is eenvoudig en zorgvuldig.

 * voor zover niet anders geregeld in het bestemmingsplan

afdrukken