Welstand gemeente Zutphen
StartpaginaUw mening
Actueel
Contact
Sneltoetscriteria

Welstandscriteria voor dakkapellen aan de voorkant of naar het openbaar gebied gekeerde zijkant

Een dakkapel aan de voorkant of naar het openbaar gebied gekeerde zijkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel niet aan onder­staande criteria, of is er sprake van een bijzon­dere situatie of bestaat gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorps­gezicht, zal altijd de welstandscommissie om advies worden ge­vraagd.

Algemeen

  • een dakkapel voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden;
  • de dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok, mits de gemeente ervoor gekozen heeft om een eerder geplaatste dakkapel als trendsetter aan te wijzen;
  • de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw;
  • geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw.
Plaatsing en aantal

  • bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizon­tale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt;
  • bij individuele hoofdgebouw gecentreerd in het dakvlak of afgestemd op geleding voorgevel;
  • minimaal 1.00 m. dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel);
  • afstand tot goot minimaal 0.50 m. en maximaal 1.00 m.;
  • niet meer dan één dakkapel per woning op het betreffende dakvlak.
Maatvoering

  • hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak ge­projecteerde hoogte van het dakvlak, met een maximum van 1.50 m. gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of dak­trim;
  • breedte in totaal maxi­maal 1/3 van de breedte van het dakvlak, met een maximum van 2.00 m. gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of einde dakvlak met overstekken, gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel).
Vormgeving

  • plat afgedekt;
  • gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw;
  • indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw;
  • geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten. Boeiboord maximaal 25 cm hoog.
Materiaal en kleur

  • materiaal- en kleurgebruik gevels en kozijnen gelijk aan gevels en kozijnen hoofdgebouw;
  • geen toepassing van dichte panelen in het voorvlak; bij binnenwanden eventueel een 'dubbele stijl' toepassen;
  • zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.
Welstandscriteria voor dakkapellen aan de achterkant of niet naar het openbaar gebied gekeerde zijkant

Een dakkapel aan de achterkant of niet naar het openbaar gebied gekeerde zijkant, is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel niet aan onderstaande criteria, of is er sprake van een bijzondere situatie of bestaat gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria, dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht, zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd.

Algemeen

  • de dakkapel voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden;
  • de dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok;
  • de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw.
Plaatsing en aantal

  • bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok, regelmatige rangschikking op horizon­tale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt;
  • bij individuele woning/pand gecentreerd in het dakvlak of afgestemd op geleding achtergevel;
  • minimaal 0.50 m. dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel);
  • afstand tot goot minimaal 0.50 m. en maximaal 1.00 m.;
  • bij meerdere dakkapellen/dakramen een tussenruimte van minimaal 1.00 m.;
  • maximaal twee dakkapellen per woning op het betreffende dakvlak; deze dienen gelijkvormig aan elkaar te zijn.
Maatvoering

  • hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak ge­projecteerde hoogte van het dakvlak, met een maximum van 1.50 m. gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of dak­trim;
  • breedte in totaal maxi­maal 50% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3.00 m. gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel).
Vormgeving

  • in principe plat afgedekt; aangekapte dakkapellen altijd ter beoordeling naar de welstandscommissie;
  • gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van hoofdgebouw;
  • indeling en profielen van kozijnen afgestemd op die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw;
  • geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten; boeirand maximaal 25 cm hoog. 
Materiaal en kleur

  • materiaal- en kleurgebruik gevels en kozijnen gelijk aan gevels en kozijnen hoofdgebouw;
  • materiaal- en kleurgebruik van kap bij aangekapte dakkapel gelijk aan kap hoofdgebouw;
  • voorvlak grotendeels gevuld met glas, beperkte toepassing van dichte panelen;
  • zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.
Aanvullende criteria voor dakkapellen per kapvorm

Voor een aantal afwijkende kapvormen is naast bovenstaande sneltoetscriteria voor de voor- en achterkant, een aantal aanvullende welstandscriteria van toepassing. In geval van combinaties van verschillende dakvormen, zal door de welstandscommissie per situatie een afweging gemaakt worden van de toelaatbare uitbreidingen.

Zadeldak met hellingshoek <30°

Soms geeft een zadeldak door de flauwe helling weinig tot geen gelegenheid om een dakkapel toe te passen. Door de flauwe helling wordt de bovenzijde van de dakkapel namelijk (nagenoeg) gelijk met de nok. Hierdoor worden het dakvlak en het silhouet te sterk aangetast. Daarom is het plaatsen van een dakkapel op een zadeldak met een helling kleiner dan 30°, welstandshalve ongewenst. Een reguliere dakkapel is hier dus niet goed mogelijk. Sneltoetscriteria voor dakkapellen zijn hier niet van toepassing; plaatsing zal door de welstandscommissie worden getoetst op redelijke eisen van welstand.

Zadeldak met flauwe kaphelling

Als de vrije hoogte onder de nok tenminste 2.00 meter bedraagt kan soms een oplossing worden gevonden door de nok te verplaatsen en te verhogen. Dan spreken we van een dakopbouw. Plaatsing valt dan onder een reguliere vergunningsprocedure en zal door de welstandscommissie worden getoetst op redelijke eisen van welstand.

Zadeldak met hellingshoek > 30°

De algemene sneltoetscriteria voor dakkapellen zijn hier van toepassing. Hiervoor gelden dus geen aanvullende sneltoetscriteria.

Zadeldak met hellingshoek > 30°

Zadeldak met wolfseind

De beperkte maat van het wolfseind is ongeschikt voor toevoegingen. De zijdakvlakken zijn hiervoor meer geschikt en dienen behandeld te worden als het zadeldak. Hierbij dienen de wolfseinden gerespecteerd te worden.

Zadeldak met wolfseind

Zadeldak met vliering

De basismaat van de vliering is te gering om een dakkapel of -opbouw te realiseren. Plaatsing hoog in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld. Bij deze dakvorm dus geen dakkapellen op dakvlak.

Schild-, tent- of piramide dak

Het karakter van deze kapvormen, met naar de nok toelopende hoekkepers, vereist een zeer beperkte afmeting van de dakkapel. Bij situering van de dakkapel dient respect te zijn voor de hoekkepers en dient minimaal één meter dakvlak vrij te blijven, gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel.

Schilddak

Mansardedak

Een daktoevoeging aan de achterkant is toegestaan in het onderste deel van het dakvlak. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met plat dak. In beide gevallen dient de bovenaansluiting met het dakvlak op de knik van het dakvlak plaats te vinden.

Mansardedak

Lessenaardak

Voor dakkapellen op lessenaardaken gelden dezelfde uitgangspunten als voor zadeldaken. Afhankelijk van de hoek van het dak en de nok- en goothoogte, gelden verschillende regels. Wanneer de hoek kleiner is dan 30°, is een dakkapel welstandshalve niet wenselijk.

Asymmetrisch dak

Een dakkapel hoog in het dakvlak geeft bij een asymmetrisch dakvlak een onevenwichtig beeld en is welstandshalve niet gewenst. Het advies hier is omzetten naar het andere dakvlak.

Asymmetrische kap

In het algemeen worden dakkapellen onder in het dakvlak toegepast. Door de grootte van het dakvlak ontstaat hiermee een goed en evenwichtig beeld.

Voorkant dakkapel tekeningAchterkant dakkapel tekening