Nadere beschrijving stadskern
De historische kern is onder te verdelen in vier verschillende gebieden met ieder een eigen gezicht. Op stedenbouwkundige, architectonische en functionele gronden is een onderverdeling te maken in hoofdstraten, achterstraten, entreeroutes en resterend kleinschalig gebied.
Hoofdstraten
Langs de hoofdstraten staat de hoogste bebouwing, in twee tot drie bouwlagen met kap, waarbij de verschillen in bouwhoogte overwegend beperkt zijn. Door de gesloten bouwblokken worden de verschillende straten allemaal begeleid door lange aaneengeschakelde wanden. De kapvorm van de panden bestaat voornamelijk uit zadel- en schilddaken en combinaties daarvan. In veel gebouwen zijn op de begane grond bedrijfs- of winkelfuncties gevestigd. De woonfunctie is voornamelijk vertegenwoordigd op de bovenliggende verdiepingslagen. Veel van de panden met een winkel- of horecafunctie op de begane grond presenteren zich middels hoge (winkel) puien met etalages en de bijbehorende reclame-uitingen. Het straatbeeld is hierdoor dynamisch, levendig en veelkleurig.
In de centrumzone zijn veel grote en rijk gedetailleerde gebouwen, met sterk beeldbepalende formele gevelbeelden en grootschalige lijstgevels.
Gebouwen met een bijzondere functie, zoals een museum of een openbare instelling, zijn veelal verbijzonderd.
Toepassing van natuurstenen stoepen, plinten en bordessen, speciale metselverbanden, speklagen, rolbogen, gevelstenen, houten vensterluiken en gedetailleerde kroonlijsten, komen daarbij veelvuldig voor. De gevels zijn vlak, zonder uitstekende elementen als erkers en balkons en worden aan de bovenzijde duidelijk beëindigd door een daklijst of een bijzondere topgevel. Karakteristiek is daarbij de afwisseling materiaal- en kleurgebruik, waarbij de panden variëren van vooral rode en aardetinten bakstenen tot wit, crème–kleurig en lichte gekleurd stucwerk en (sier)pleisterwerk.
Achterstraten
De achterstraten zijn ontstaan als achterzijdes van de belangrijkste hoofdstraten. De percelen aan de hoofdstraten liepen door tot aan de achterstraten, waardoor hier veelal achterkantsituaties zijn ontstaan. In de achterstraten bestaat de bebouwing grotendeels uit bedrijfsbebouwing, met oorspronkelijk pakhuizen, laad- en losmogelijkheden, werkplaatsen, opslagruimten (waaronder ook winkelmagazijnen) en garages ten behoeve van de bebouwing aan de hoofdstraten. Langs de Lange en Korte Strikstraat komen onderbrekingen van de bebouwing voor in de vorm van door tuinmuren afgescheiden eigen erven.
Het karakter van de bebouwing sluit aan bij de ondergeschikte rol en positie die de panden in deze straten van oudsher hebben ten opzichte van de bebouwing aan de hoofdstraten. In combinatie met de overwegend smalle straatprofielen met veelal geheel gesloten bouwblokken levert de individuele presentatie in de achterliggende achterstraten en woonbuurten een klein–schalig en gevarieerd beeld op. Dit wordt versterkt door de diversiteit van topgevels en detailleringniveaus. Door de onderling op elkaar afgestemde massa’s, volumes, gevelindelingen, materialen en kleuren vertoont de bebouwing ook een grote samenhang.
Entreeroutes
De oudere bebouwing langs de Steenweg (tot aan de Vergtweg) en Koningin Wilhelminaweg tot aan het bedrijventerrein Koxkampen behoort tevens tot deze gebiedsuitwerking. De bebouwing is kleinschalig en bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande en twee-onder-één-kap-woningen, in voornamelijk één en twee lagen met kap. De panden zijn georiënteerd op de openbare weg, voornamelijk evenwijdig, maar langs de Koningin Wilhelminaweg ook haaks.
De positionering is iets terugliggend op de kavel, waardoor de meeste panden een (ruime) voortuin hebben. Veel voorkomende kapvormen zijn het zadeldak, schilddak en de mansardekap, waarbij de kaprichting die van het pand volgt. Het kleur- en materiaalgebruik is traditioneel met toepassing van voornamelijk baksteen in aardetinten en gebakken dakpannen in oranjerode of een donkere bruine of grijsblauwe kleur.
Resterend kleinschalig gebied
Het overige gedeelte van de historische binnenstad heeft een lagere bebouwingsdichtheid dan het centrumgebied. In dit gebied zijn de straten veelal smaller en is er een grote verscheidenheid aan stedenbouwkundige ruimten zoals straten, stegen en kleinere pleinen. Zij worden gekenmerkt door overwegend gesloten bebouwingsblokken met rooilijnen direct of vrijwel direct aan de straat.
Het overgrote deel van de bebouwing buiten de hoofdstraten heeft een woonfunctie. Richting de vestingwerken en de rand van de binnenstad neemt de bebouwingsdichtheid geleidelijk af. De bebouwing bevindt zich minder dicht aaneengesloten en in kleinere eenheden langs de straten en de open binnen–terreinen zijn opvallend groter dan in de rest van de binnenstad. De binnenterreinen worden in het westelijke gedeelte minder vaak door tuinmuren begeleid. De bebouwing staat overwegend met de rooilijn direct aan de openbare ruimte, privé voortuinen komen dus vrijwel nergens voor. In dit gebied komen, in tegenstelling tot het assenkruis en de hoofdstraten, tevens enkele planmatige bebouwingscomplexen voor. Zo staan aan de Oenselsestraat arbeiderswoningen en is aan de westzijde in de periode van stadsvernieuwing op verschillende locaties een zelfde bouwplan met appartementen gerealiseerd. Het gehele gebied wordt afgewisseld met woningen bestaande uit één laag met kap, twee en drie lagen met zowel kap als plat dak. De kapvormen zijn divers en zeer gevarieerd georiënteerd, zowel langs en dwars als wisselend. De daken hebben hoeken van 45°-60° en komen voor als zadel-, schild, en mansardekappen en verschillende samengesteld dakvormen. De bebouwing is zeer gevarieerd in kleur en materiaal.
Ook hier wisselen baksteen in rode en aardetinten elkaar af met gestucte, geverfde en gepleisterde gevels. Naast wit en crèmekleuren heeft een aantal panden daarbij opvallende keuen zoals geel, roze en rood. Te grote variatie in kleurgebruik heeft in sommige gevallen een storende en detonerende werking op het totale straatbeeld.
De historische bebouwing wordt afgewisseld met historiserend gebouwde nieuwbouw, maar ook met enkele panden met een moderne architectonische vormgeving, waarbij op passende wijze naar een eigentijdse invulling van historische bebouwingskenmerken is gezocht. Hierdoor schikken deze panden zich overwegend goed naar de historische context.
Door de lagere bebouwingsdichtheid, kleinschaligheid en eenvoudige en kleinere panden, heeft het gebied een meer dorpse kleinstedelijke uitstraling.
De brede, groene gordel van oude vestingwerken die de binnenstad omrandt, vormt samen met de grachten een sterk contrast met het stenige karakter van de binnenstad. Aan de rivierzijde is dit contrast tevens aanwezig door de weidsheid van rivier en uiterwaarden. Hierdoor is de historische stadskern één duidelijk ruimtelijk geheel dat losstaat van de rest van Zaltbommel en nog steeds maar via enkele stadsentrees binnen te komen valt.





