Thema 12: Stedelijk groen en sportvelden
4.12.2
Beoordelingscriteria
De bijbehorende gebiedsbeschrijvingen uit hoofdstuk 3 en de voorgaande beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van de beoordelingscriteria.
De bebouwing in het stedelijk groen en sportvelden dient een ingetogen karakter te hebben, zodanig dat de bebouwing het groene karakter van de gebieden niet domineert.
Beoordelingscriteria puntsgewijs
PLAATSING/SITUERING
- De panden moeten met een eigen entree en entreegebied georiënteerd zijn op de openbare ruimte.
- Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte dienen als voorgevel behandeld te worden.
- Bij toevoegingen en aanbouwen dient de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend te zijn.
- Bestaande doorzichten of zichtlijnen moeten worden gehandhaafd.
- De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het pand moeten worden afgestemd op de (stedenbouwkundige) karakteristiek van de locatie en de landschappelijke inrichting van het stedelijk groen (hiërarchie, ontsluiting, zichtlijnen e.d.).
MASSA/VORM
- De hoofdvorm van de gebouwen moet eenduidig zijn.
- De richting van de gebouwen dient ingepast te worden in de landschappelijke inrichting van het stedelijk groen.
- De vormgeving van het dak moet afgestemd zijn op de stijl en het karakter van het betreffende pand.
GEVELOPBOUW
- Bij renovatie en/of nieuwbouw dienen de oorspronkelijke gevelopbouw, ornamentiek en materiaal? en kleurgebruik gerespecteerd te worden.
- De geleding van de gevel moet verticaal gericht zijn en naar voren komen in gevelassen.
- Onderverdieping(en) van gebouwen moeten een open karakter hebben en georiënteerd zijn op de aanliggende groene ruimte.
MATERIAAL- EN KLEURGEBRUIK (hoofdvlakken)
- Bij verbouwing of renovatie dient men de uitstraling van het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik tot uitgangspunt te nemen.
- Het gebruik van kunststof als vervanging voor kozijnen is mogelijk als de profilering, detaillering en kleurstelling gelijkwaardig is aan de bestaande (houten) kozijnen.
- Grote vlakken dienen een structuur of onderverdeling te hebben en mogen geen sterke kleurcontrasten tonen.
- De kleuren van dakpannen en gevels moeten op elkaar afgestemd zijn.
- Hoofdmaterialen moeten in gedekte kleuren toegepast worden.
Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1 en 2
COMPOSITIE MASSA-ONDERDELEN
- In een parkachtige omgeving moeten een complex van gebouwen geclusterd of in een onderlinge samenhang op het terrein geplaatst zijn.
- Aan en bijgebouwen dienen rekening te houden met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing.
- Serres moeten in maatvoering en aansluiting afgestemd zijn op de ondergevel en transparant uitgevoerd worden.
GEVELINDELING
- De gevels moeten een duidelijke plint en een beëindiging aan de bovenzijde hebben.
- Gevelopeningen dienen een horizontaal karakter te hebben.
- Bij nieuwbouw dient de oorspronkelijke architectuur op eigentijdse wijze geïnterpreteerd te worden.
- Grote vlakken moeten een structuur of onderverdeling hebben.
Aanvullende criteria voor welstandsniveau 1
MATERIALEN EN KLEUREN
- Het gebruik van sterk contrasterende kleuren is niet toegestaan.
- Bij nieuwbouw dient de materiaalkeuze eigentijds te zijn.
DETAILLERING (onderdelen)
- De detaillering dient zorgvuldig en met aandacht voor de plasticiteit van de gevel uitgewerkt te zijn.
BOUWWERKEN OP ERVEN
- Hekwerken hoger dan een meter moeten achter de voorgevelrooilijn staan en afgestemd zijn op de architectuur van het hoofdgebouw.
