3.2.3 Ruimtelijke karakteristiek kern Winterswijk

Ontstaansgeschiedenis

Kern met uitvalswegen
Winterswijk is ontstaan op de westelijke oever van de Wehmerbeek. Dit gedeelte lag hoger ten opzichte van de omgeving en vormde zo een geschikte bewoningsplaats. In 1845 was de Markt met de Jacobskerk het middelpunt van het dorp. Het dorp had destijds een lintvormige structuur, gevormd door de Misterstraat, de Meddosestraat, de Wooldstraat-Weurden en de Ratumsestraat. De bebouwing bevind zich verspreid langs deze hoofdwegen, die samenkwamen op de Markt.

Van agrarisch karakter naar industrialisatie (textiel)
De gebieden direct achter de lintbebouwde wegen van het dorp hadden in 1845 een agrarisch karakter. Naast hun agrarische activiteiten verrichtten veel Winterwijkers huisnijverheid in de textiel. Vanaf circa 1860 deed de industrialisatie zijn intrede in Winterswijk. Vanuit de huisnijverheid en de textielwerkplaatsen ontwikkelde zich de textielindustrie, gevestigd in aanvankelijk kleine fabrieken in de nabijheid van de Wehmerbeek.

Winterswijk: knooppunt van 5 spoorlijnen
Een belangrijke impuls voor de ontwikkeling van Winterswijk als textielplaats, was de aanleg van de spoorwegen in de tweede helft van de 19e eeuw. Initiatiefnemers tot het verbeteren van de infrastructuur waren de textielfabrikanten, in het bijzonder fabrikant (Willink). Omstreeks 1900 vormde Winterswijk het knooppunt van vijf spoorlijnen (naar Zutphen, Borken, Bocholt, Enschede en Zevenaar), met een uitgebreid spoorwegemplacement en twee stations. Winterswijk was een belangrijk overslagpunt voor de aanvoer van kolen uit het Ruhrgebiet naar de fabrieken in Twente en de Achterhoek . Drie spoorlijnen zijn tegenwoordig niet meer aanwezig, maar de voormalige tracés zijn nog duidelijk herkenbaar in het landschap.

Verdichting bebouwing
Omstreeks 1900 is de bebouwing langs de bestaande hoofdwegen inmiddels vrijwel aaneengesloten. De aanleg van de spoorwegen leidde tot het ontstaan van nieuwe bebouwingsconcentraties in de nabijheid van het station.

De sterke ontwikkeling van de textielindustrie vanaf circa 1900 leidde tot een grote toename van de bevolking en sociale differentiatie. Deze sociale differentiatie kwam vanaf 1900 ook geleidelijk tot uitdrukking in de ruimtelijke structuur en het bebouwingsbeeld van Winterswijk. De bebouwing heeft zich tot 1920 ontwikkeld langs de bestaande wegen. Daarnaast werden de open agrarische gebieden tussen deze wegen  geleidelijk bebouwd.

In 1920 werd de eerste planmatige uitbreiding gedaan: Scholtenenk. Winterswijk heeft zich van een lintvormig dorp geleidelijk tot een compacter geheel ontwikkeld, waarbij weliswaar veel bebouwing met de achterzijde naar buiten was gericht. De Markt bleef het middelpunt van het dorp.

Ontwikkelingen na 1940
Tot 1940 heeft de ontwikkeling van Winterswijk zich voornamelijk aan de noordzijde van de spoorlijn voorgedaan. Na de Tweede Wereldoorlog vindt uitbreiding van nieuwe woonwijken concentrisch rond de oorspronkelijke kern plaats, waarbij ook aan de zuidwest zijde van het spoor woningen werden gebouwd. Aan de zuidoost zijde van het station wordt een industriegebied aangelegd.

Ruimtelijke hoofdstructuur

De oude kern met de markt en de uitvalswegen naar de omgeving zijn nog steeds sterk bepalend voor de ruimtelijke structuur van Winterswijk. De oude kern is  tegenwoordig het winkelhart.

De oorspronkelijke radiale wegenstructuur met de lintbebouwing erlangs is nog steeds sterk aanwezig in Winterswijk, maar wordt op bepaalde plaatsen doorbroken door het nieuwe verkeersontsluitingssysteem om de kern heen (de Rondweg). Langs de Rondweg is geen duidelijke begeleidende bebouwing aanwezig. Als toekomstige belangrijke ontsluitingswegen zijn onder andere de Parallelweg en de Dingweg opgenomen. Ter plaatse van de entrees van de kern is vaak een beeldbepalend gebouw aanwezig zoals een watertoren, molens en hotel.
De Whemerbeek  komt ten noorden de kern binnen en gaat oostelijk de kern uit. Voornamelijk ten noorden van het centrum is er rondom de Whemerbeek een groenzone aanwezig. Helaas is de Whemerbeek in het centrum en oostelijk daarvan gedeeltelijk verdwenen.

Tot slot zijn de spoorlijnen een belangrijk structurerend gegeven in Winterswijk. Erlangs bevinden zich enkele bedrijven en oude fabriekspanden.

Bebouwingsbeeld

Voor de kern Winterswijk is het diverse karakter van de  bebouwingsstijlen zeer karakteristiek. Het huidige winkelhart met de gesloten perceelsgewijze bebouwing is van oudsher een agrarische kern. In het centrum is op bepaalde plekken nog agrarische bebouwing aanwezig, met name op de achterliggende terreinen. De verdichting van de bebouwing in de loop van de tijd heeft voor een grote diversiteit aan bebouwingstijlen gezorgd. Maar dat niet alleen. De vernieuwingen, waarbij oude panden zijn verdwenen en moderne gebouwen er voor in de plaats zijn gekomen, versterken deze diversiteit nog eens. Niet enkel in het centrum is deze diversiteit aan bebouwingstijlen door verdichtingen en vernieuwingen duidelijk te herkennen. Eigenlijk wordt de gehele kern door dit bebouwingsbeeld bepaald. Heel herkenbaar zijn ten eerste de uitvalswegen waarlangs in de loop der tijd steeds meer gebouwd is. Meer naar buiten toe zal men over het algemeen de meer recentere bebouwing aantreffen. Buiten deze uitvalswegen vonden de eerste uitbreidingen op eenzelfde wijze langs andere bestaande wegen plaats.


Door de industriebloei werden clusters arbeiderswoningen gebouwd bij de fabrieken, later ook middenstandswoningen en villa-achtige woningen. Zo ontstonden er steeds meer straten met verschillend karakter.
Door de uitbreidingen langs bestaande wegen, ontstonden er binnenterreinen. Deze binnenterreinen zijn pas later ingevuld met naoorlogse tot recente inbreidingen. Ook door het verdwijnen van fabrieken zijn er kleinen inbreidingen gedaan. De grotere naoorlogse planmatige uitbreidingen zijn duidelijk te herkennen als concentrische ontwikkeling rond de historische kern.

Samengevat is Winterswijk een lappendeken van perioden en bouwstijlen. Het bestaat uit contrasten tussen oud en nieuw, industrie en woongebieden. Daarnaast is het grote aandeel particuliere woningbouw opvallend en de  vrijstaande of twee-onder-een-kappers met forse kappen en witte omlijstingen. De karakteristieke lokale diep rood oranje kleur baksteen is in de gehele gemeente te herkennen.

printen
terug
Situatie rond 1900Ruimtelijke hoofdstructuur kern