3.2.2 Ruimtelijke karakteristiek buitengebied

Ontstaansgeschiedenis

De gemeente Winterswijk kan in historisch-geografische zin gerekend worden tot het zandlandschap. Het oostelijk zandgebied waartoe Winterswijk behoort, kenmerkt zich door een afwisseling van zwak golvende en vlakke gebieden, ontstaan door afzetting van dekzand door de wind en verspoeling van het dekzand door sneeuwsmeltwater. De dekzandvorming tijdens de Weichsel ijstijd heeft voornamelijk plaatsgevonden op de eerder gevormde keileemhoudende ruggen. De beken liggen veelal aan de zijkant van deze dekzand ruggen. In de lager gelegen gebieden heeft zich hoogveen gevormd door de stagnatie van water aldaar. Het complex van dekzandruggen en beekinsnijdingen waar de gemeente Winterswijk uit bestaat vormt de basis voor het cultuurlandschap dat hierop is ontstaan.

De hoger gelegen delen van de gemeente Winterswijk zijn sinds de 9e eeuw permanent bewoond. Op de oude dekzandruggen werden kleine akkers aangelegd. Afgezien van de akkers, die ook wel essen of kampen worden genoemd, werden tot in het midden van de 19e eeuw aanzienlijke delen van de gemeente ingenomen door bossen en heidevelden. Deze waren ook in de bedrijfsvoering ingeschakeld. De bossen fungeerden als leveranciers van hout en werden ook wel beweid. De natte heidevelden vormden een weiland. Na omstreeks 1850 werden grote arealen heide ontgonnen en ontstond het heide-ontginningslandschap. Het zandlandschap vormt aldus een afwisseling van oude cultuurlandschappen en jonge cultuurlandschappen. Door modernisering van de landbouw en ruilverkaveling zijn de diverse landschapstypen minder herkenbaar geworden, maar grote delen hebben nog hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Categorisering landschapstypen

In Winterswijk zijn verschillende landschapstypen te onderscheiden, welke te zijn categoriseren als het kleinschalige landschap, het grootschalige landschap en het scholtengoederen landschap. Deze verschillende categorieën landschappen zijn aangegeven op de bijbehorende afbeelding.

De kleinschalige essen landschappen en hoevelandschappen:
Het kleinschalige landschap bestaat uit het hoevelandschap en het essenlandschap. Het hoevelandschap is een golvend landschap, gelegen in beekdalen en kenmerkt zich door een kleinschalige afwisseling in bodem en reliëf. Het occupatiepatroon bestaat uit verspreid gelegen boerderijen, soms in clusters bijeen met oude bouw- en graslanden. Het is een van oorsprong kleinschalig landschap dat hedentendage aan schaalvergroting wordt onderworpen.

Het essenlandschap vormt het oudste deel van het cultuurlandschap en is als vanouds als bouwland in gebruik. Karakteristiek is de relatief hooggelegen gemeenschappelijke es. Eromheen, onderaan de es, bevindt zich een krans van boerderijen.

Het grootschalige (voormalige) veen-, bos en heide landschappen:
Tot omstreeks 1900 bestonden grote delen van de gemeente Winterswijk uit zogenaamde ‘woeste gronden’: de heide- en veengebieden. Na de opkomst van de kunstmest, waardoor de heide zijn functie voor het boerenbedrijf verloor, werden in de heidevelden ontgonnen en omgezet in cultuurlandschap of bos. De verbeterde ontwateringtechnieken maakten deze ontginning mogelijk. Kenmerkend is het is het relatief grootschalige karakter, het rechtlijnig patroon van wegen, sloten en perceelsvormen.

Het scholtengoederenlandschap:
Het scholtengoederenlandschap bestaat uit bossen, weilanden, meanderende beken achter hoog opgaand geboomte, houtwallen en kronkelende wegen en wordt gekarakteriseerd door de onregelmatige percelen. Een belangrijk deel van de bossen is na 1910 verdwenen ten gunste van grasland. Het scholtengoederenlandschap is vernoemd naar deze scholtenboeren. Scholtenboeren waren plaatsvervanger voor de eigenaar van een landgoed en belast met de inning van de goederen. De scholtenboerderij fungeerde hierbij als administratief centrum in het gebied. Vanaf de 15e eeuw traden er veranderingen op in dit stelsel en maakte de scholtenboer zichzelf grootgrondbezitter door de gronden van zijn hofheer opkopen.

Bij gedeelten van het scholtengoederenlandschap zijn geen oude bouwlanden en oude boerderijen aanwezig en is er sprake van een meer regelmatige en strakke verkaveling met moderne bedrijfsgebouwen, gegroepeerd in clusters.

Ruimtelijke hoofdstructuren

Van oudsher is de kern van Winterswijk het middelpunt van een radiale wegen naar de omgeving. Deze historische hoofdwegen zijn in het buitengebied nog steeds aanwezig (zie afbeelding). Het gaat om de uitvalswegen (gedeeltelijke huidige hoofdwegen en secundaire hoofdwegen) naar de omgeving. Daarnaast zijn een aantal historische verbindingswegen tussen de oorspronkelijke buurtschappen duidelijk te herkennen. De rondweg om de kern van Winterswijk is een nieuwe weg, die duidelijk afwijkt van de oorspronkelijke wegenstructuur.

Karakteristieke ruimtelijke structuren van het landschap zijn de beken. Met name de Whemerbeek, de Ratumsebeek en de Boven Slinge zijn zeer bepalend geweest voor de ontstaansgeschiedenis van het buitengebied, en zijn nu nog steeds belangrijke structuren in het landschap. De Whemerbeek loopt door het buitengebied de kern in en weer uit. Helaas is de beek in de kern gedeeltelijk verdwenen ten behoeve van nieuwbouw.
Van de oorspronkelijk vijf spoorlijnen zijn er tegenwoordig nog enkel twee in gebruik. De voormalige spoorlijnen zijn duidelijk herkenbare ruimtelijke structuren in het landschap, die in gebruik zijn als fietsverbinding of zijn aangemerkt als natuurgebied.

Kleine kernen

Oorspronkelijk was het buitengebied van Winterswijk verdeeld in buurtschappen. In sommige buurtschappen is sprake van een nu nog herkenbare kern. Dit zijn weliswaar kleine kernen, die oorspronkelijk slechts gevormd zijn door een concentratie van enkele boerderijen bij een samenkomst van wegen. In de loop der tijd vestigden zich hier soms ook een enkele winkel, horecavoorziening, ambachtelijke bedrijf of bijvoorbeeld een schooltje. In Miste, Kotten, Ratum, Woold, Corle en met name Meddo zijn deze kleine kernen herkenbaar. In de buurtschappen Brinkheurne, Henxel en Huppel is kernvorming nauwelijks te herkennen; er is hooguit sprake van een kleine clustering van woningen langs een weg. In plaats van een duidelijke concentratie van woningen, is veelal wel een van de bovengenoemde functies te herkennen.

In de kernen in het buitengebied vindt beperkt in- of uitbreiding plaats. In het buitengebied moet de ontwikkeling van de recreatieve voorzieningen genoemd worden. De campings, verbouwde boerderijen en 2e woningcomplexen liggen verspreid in het landschap van Winterswijk.

printen
terug
LandschapstypenRuimtelijke hoofdstructuur