Kenmerken van de wederopbouwarchitectuur
Wederopbouwarchitectuur is heel herkenbaar als je weet waar je naar moet kijken. Omdat er in die tijd weinig budget was, zijn juist de functionele elementen van het gebouw verbijzonderd op een sobere manier. De karakteristieken zijn in te delen in een aantal thema’s: kloeke hoofdvorm van hoofd- en bijgebouwen, massieve gevels met ‘gaten’ erin voor de raamopeningen, detaillering van functionele elementen als schoorstenen, voordeuren, dakkappellen en bijzonder metselwerk.
- Een gebouw uit de wederopbouwperiode oogt altijd mas sief, door het overheersend beeld van baksteen. Het zijn kloeke, twee bouwlagen tellende bouwmassa’s.
- De kloeke bijgebouwen op agrarische erven hebben altijd een enkelvoudig volume. Ze hebben een rechthoekig grond vlak. De gevels aan de buitenzijde van het erf zijn laag, aan de binnenzijde van het erf is de gevel ook wel hoger.
- De ramen in de gevels van de woningen zijn vaak ongelijkmatig verdeeld gerelateerd aan de achterliggende functie. Ze zijn als gaten in de gevel vormgegeven.
- De wederopbouwarchitectuur kenmerkt zich door tuitgevels, een gevel die eindigt in een schoorsteen.
- Dakkapellen zijn direct mee-ontworpen.
- Functionele elementen hebben bijzondere aandacht gekregen in het ontwerp. Zo zijn voordeuren vaak voorzien van een omlijsting. De detaillering is sober, maar wel zorgvuldig. Baksteen is het overheersende materiaal; daarbij is in de Betuwe met name donkere baksteen gebruikt.
