Waarde en Kernkwaliteiten

WAARDE

Het landelijk gebied van Lingewaard kent bijzondere kwaliteiten. De oeverwallen vormen met de rivieren, uiterwaarden, dijken, kweldam­men en doorbraakkolken een waardevol en uniek landschappelijk ensemble met een grote ruimtelijke afwisseling en diversiteit. De uiterwaarden van Huissen en Angeren, de kastelen, het gebied tus­sen Gendt, Doornenburg en Angeren, de uiterwaarden bij Fort Pan­nerden, Bemmel en de Roswaard, Ressen en diverse zones langs de dijk vertegenwoordigen een hoge cultuurhistorische waarde. De dijken vormen daarnaast een recreatief netwerk met weidse panorama’s. De komgronden zijn van waarde als landbouwgebied en als open tegenhanger van de meer verdichte gebieden op de oeverwallen. De Linge en andere waterlopen vormen waardevolle landschappelijk elementen

KERNKWALITEITEN

  • De landschappelijke structuur wordt bepaald door de loop van de rivieren, de begeleidende dijken, kronkelende wegen, buurtschappen en dorpen op de kleinschalige oeverwallen en een meer open landschap met een rationele en grootschalige verkaveling in de komgronden. Er is een lage bebouwingsdicht­heid bestaande uit perceelsgewijze bebouwing met een divers karakter mede bepaald door de variatie in de situering tot de weg.
  • De openbare ruimte wordt bepaald door de overwegend smalle profielen van (dijk)linten en wegen met (bij voorkeur) begelei­dende bomen in grasbermen, verspreid voorkomende bebou­wing en open doorzichten naar landelijk gebied. Overgangen tussen openbaar­ en privégebied zijn herkenbaar en gemarkeerd door groene hagen of transparante hekwerken. De diepte van voortuinen varieert.
  • De typologie en architectuur van de bebouwing is divers. Gebouwen zijn individueel ontworpen en dateren uit verschil­lende tijdsperioden. Authentieke boerderijen behoren meestal tot het hallehuis­type, bestaande uit één bouwlaag met een hoge forse kap en een lage daklijst. Het T­boerderij­type, waarbij het woonhuis van twee bouwlagen het voorhuis vormt met daar­achter de lager schuur met forse kap komt minder vaak voor. Bij naoorlogse boerderijen staat de woning los van de schuren. De samenhang wordt bepaald door de overeenkomsten in maat en schaal van de bebouwing, de eenvoudige hoofdvormen, de overwegend voorkomende kapvormen en de onderlinge posi­tie van de bebouwing ten opzichte van de weg. De bebouwing op de kruin van de dijk heeft vaak een nokrichting evenwijdig aan de dijk. De nokrichting van de bebouwing aan de voet van de dijk is meestal in de dwars op de dijk geplaatst.
  • Gevelindeling, materiaal, detaillering en kleur is gevarieerd en afhankelijk van de bouwstijl. De gevels zijn vaak traditioneel geordend; naar boven toe worden gevelopeningen kleiner en/ of minder hoog. De overeenkomsten bestaan uit de toepassing van gatengevels en de toepassing van natuurlijk materiaalge­bruik als rode of bruine baksteen, pleisterwerk, hout, kerami­sche rode of antracietkleurige pan of riet. Het kleurgebruik is ingetogen en voegt zich naar de kenmerken van de betreffende bouwstijl.

AMBITIES

  • Behoud de samenhang en afleesbaarheid van het rivierenland­schap; komgebied-­dijklinten­-uiterwaarden.
  • De openheid en doorzichten van de komgronden blijven behou­den.
  • Ontwikkelingen houden rekening met de middeleeuwse verkavelingspatronen.
  • Behoud de Linge als is een belangrijke landschappelijke en recreatieve drager.
  • De overgangen tussen erven en landschap verdienen aandacht. Erfbeplanting volgt en versterkt de structuur van het landschaps­type en draagt bij aan een aantrekkelijker landschap.
  • Een belangrijk aspect van dijkbebouwing is dat de zichtbaar­heid vanaf het openbaar gebied vaak tot ver op het achtererf reikt. Bouwplannen houden hier rekening mee.
  • De kenmerkende doorgaande dijkprofielen blijven behouden. Cultuurhistorie is hierbij een belangrijk uitgangspunt.
  • In de uiterwaarden zijn natuur en recreatie belangrijk.
  • Bouwplannen houden rekening met de structuren van de rivier-dynamiek en de cultuurhistorie van de baksteenindustrie.
  • Ontwikkelingen op de oeverwallen dragen bij aan de klein­schalige structuur en ruimtelijke afwisseling van de oeverwal­len. Behoud cultuurhistorische waarden en doorzichten naar het achterland.
  • Ontwikkelingen in de (dijk)linten en buurtschappen houden rekening met de kleinschalige structuur en afwisseling en sluiten aan bij bestaande structuren. Behoud groene en open door­zichten.

afdrukken