Criteria voor dit gebied

5.5.3. Beoordelingscriteria bebouwingsthema "landgoederen", "watermolens", "traditionele boerderijen", "(agrarische) bedrijven in het buitengebied" en "woningen"

Algemeen

  • De stedenbouwkundige en architectonische samenhang staat bij elke ingreep voorop.

Plaatsing en situering

  • In een lint moet de openheid tussen twee bebouwingselementen of complexen bewaard blijven. De bebouwing dient aan te sluiten bij de (al dan niet historisch bepaalde) structuurlijnen in het landschap.
  • Bij (vervangende) nieuwbouw wordt rekening gehouden met het algemene gebiedskarakter.
  • De positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend.
  • De beleving van onderlinge afstanden tussen de gebouwen is belangrijker dan de vorming van een wand.
  • Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door een reeks van individuele bouwmassa’s.
  • Landgoedbebouwing is in principe monumentaal en dient te worden getoetst als ware het een rijksmonument.
  • Landgoed: Behoud van representatieve bouwmassa’s omgeven door een landschappelijke inrichting van tuinen.
  • Watermolens: behoud van landschappelijke inrichting en molenbiotoop.

Massa en vorm

  • Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw conformeert het bouwwerk zich wat betreft massa en hoofdvorm aan de bebouwing in de omgeving.
  • Aanbouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume.
  • Uitbouwen zijn in hoofdvorm en kap afgestemd op die van het hoofdgebouw.
  • Traditionele boerderij: bij renovatie dient de oorspronkelijke vorm(geving) het uitgangspunt te zijn.
  • Traditionele boerderij: de hoofdvormen, die moeten bestaan uit liggende staafvormige bouwmassa’s met lage goothoogte en forse, oplopende kappen, dienen ervoor te zorgen dat de gebouwen passen bij de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek.
  • Bij splitsing van het pand blijft de architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand behouden.

Kleur- en materiaalgebruik

  • Het kleur- en materiaalgebruik is ondergeschikt en dient zodanig toegepast te worden dat deze de architectuur ondersteunt. Tevens is het beeld ter plaatse mede bepalend voor de keuze van de kleur.
  • Het kleur- en materiaalgebruik draagt bij aan het behoud van de kenmerken van het gebied, ondanks de (actuele) aanpassingen.

Geometrie

Geometrie

5.5.4. Beoordelingscriteria recreatiewoningen / recreatiegebied

Algemeen

  • De stedenbouwkundige en architectonische samenhang staat bij elke ingreep voorop.

Plaatsing en situering

  • De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het hoofgebouw moeten worden afgestemd op de stedenbouwkundige en landschappelijke karakteristiek van de locatie (hiërarchie, ontsluiting, zichtlijnen en dergelijke).
  • De hoofd bebouwing moet met de voorgevel gericht staan naar de straat, bijgebouwen dienen een ondergeschikte positie te hebben.
  • Bij toevoegingen en aanbouwen dient de positie en de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend te zijn.
  • Bij (vervangende) nieuwbouw moet rekening gehouden worden met het algemene gebiedskarakter en landschapstype.
  • Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte dienen als voorgevel behandeld te worden.

Massa en vorm

  • Bij nieuwbouw dient de hoofdvorm eenduidig te zijn en bij aanpassingen van individuele panden dient de hoofdvorm duidelijk herkenbaar te blijven.
  • De richting van de gebouwen dient in te spelen op de inrichting van het terrein.
  • De bebouwing dient helder en compact van vorm te zijn; een optelling van verschillende volumes en elementen moet worden voorkomen.
  • De vormgeving van het dak moet afgestemd zijn op de stijl en karakter van het betreffende pand.

Kleur- en materiaalgebruik

  • Het kleur- en materiaalgebruik is ondergeschikt en dient zodanig toegepast te worden dat deze de architectuur ondersteunt. Tevens is het beeld ter plaatse mede bepalend voor de keuze van de kleur.
  • Het kleur- en materiaalgebruik draagt bij aan het behoud van de kenmerken van het gebied, ondanks de (actuele) aanpassingen.

afdrukken