Kenmerken agrarisch buitengebied
Het agrarisch buitengebied van de gemeente Bronckhorst bestaat uit een afwisselend landschap. Aan de westzijde, langs de IJssel, liggen de gebieden met een (zeer) open tot half open karakter, waaronder het uiterwaardenlandschap en het stroomruggen- en oeverwallenlandschap. Meer oostwaarts de landschapstypen met een meer besloten ruimtelijk karakter, zoals het zacht glooiende enken- en kampenlandschap en de landgoederenzone met zijn landhuizen in beekdalen. Hier zijn ook de lager gelegen landschappen van de natte heiden en veengebieden te vinden, de jonge ontginningen. Verspreid over de gemeente liggen een aantal bos- en natuurgebieden. Rondom de Oude IJssel is het zacht golvende en gevarieerde rivierenlandschap te vinden. De bebouwing in het buitengebied is door de eeuwen heen voornamelijk agrarisch van karakter geweest. Nog steeds is het gebruik overwegend agrarisch. Het aantal functionerende agrarische bedrijfscomplexen is de laatste decennia echter wel sterk afgenomen. De erven liggen verspreid in het buitengebied. Plaatselijk is er sprake van kleine concentraties op enige afstand van de weg. De erven zijn van oudsher vrij bescheiden van omvang. Het hoofdgebouw, de bijgebouwen en de inrichting van het erf zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormen samen met opgaande beplanting en een omgevende haag een compleet ensemble als (historisch) boerenerf.
De eerste boerderijen in de gemeente zijn van het type hallehuis. Deze boerderij bestond van oorsprong uit één hoofdgebouw, waarin zowel de woning, als de belangrijkste agrarische ruimten waren ondergebracht. Een variant op het hallehuis zijn de T-boerderij en de krukhuisboerderij, die in de gemeente veelvuldig voorkomen. Beide kennen een voorhuis dat haaks op het achterhuis gesitueerd is en hebben soms een wat meer stedelijke uitstraling dan het hallehuis.
Daarnaast zijn er de nieuwere agrarische bedrijven, met veelal een kleiner hoofdgebouw dat alleen het wonen herbergt. Deze vormt een cluster met de daarom heen staande, grote schuren. Deze agrarische bedrijfsgebouwen zijn veel grootschaliger dan het geval is bij de traditionele erven. Grote silo's, hallen en verharde terreinen voor opslag en parkeren bepalen mede het beeld in het buitengebied. De ensemblewerking met bomen ontbreekt hier deels.
In het buitengebied staan ook burgerwoningen en enkele bedrijven die geen functionele binding hebben met het buitengebied. Verder zijn verspreid over de gemeente recreatiegebieden met vakantiewoningen te vinden. Er zijn ook landgoederen in het agrarisch buitengebied. De laatste categorie valt onder het beleid en toetsing van het bijzondere buitengebied.
Over het algemeen is de bebouwing opgebouwd uit een tot twee bouwlagen met zadeldak. Ook wolfseinden komen veelvuldig voor. Aan de zijkanten is sprake van een lage goot. De nokrichting is haaks op de weg, met uitzondering van het voorhuis van de T - boerderij en het krukhuis. Dikwijls wordt voor bijgebouwen dezelfde nokrichting aangehouden. De gevels kennen veelal een verticale geleding.
De gevels zijn opgebouwd uit roodbruine baksteen en de daken zijn belegd met grijze dakpannen. Hier en daar komen er ook rode dakpannen of rieten dakbedekking voor. De kozijnen in het woongedeelte zijn van hout en wit geschilderd. Luiken en deuren meestal in een groene kleur. Segmentbogen boven de ramen, gietijzeren stalraampjes, gevelbeschietingen en versieringen in het metselwerk geven sommige boerderijen een rijke detaillering.
Kenmerken argrarisch buitengebied
| Wegen / profiel |
|
| Bebouwing |
|
| Stijl / detail |
|
| Materiaal / kleur |
|
