HISTORISCHE BOERDERIJEN
De historische agrarische boerderijen zijn typerend voor de gemeente West Betuwe. Ze komen zowel voor in het buitengebied als in de kernen, maar vrijwel altijd op de oeverwallen en in dijklinten. Een aantal hiervan is aangewezen als monument. De historische boerderij toont de agrarische geschiedenis van West Betuwe en levert daarmee een belangrijke basis voor de identiteit van deze landelijke gemeente. Daarnaast draagt de bebouwing in samenspel met het omringende erf bij aan de aantrekkelijkheid en verscheidenheid van het buitengebied of de kern.
De oorspronkelijke boerderij is meestal een hallehuis. Het hallehuis heeft een rechthoekige plattegrond zonder uitbouwen, met voorin het woongedeelte en achter het (voormalige) bedrijfsgedeelte. Deze boerderij bestaat uit één bouwlaag en wordt afgedekt met een forse kap met lage gootlijnen en veelal voorzien van een wolfseind. Hallehuis boerderijen werden soms aan één zijde uitgebouwd, waarbij een dwarskap op dat gedeelte werd gebouwd. Dit boerderijtype, dat wordt aangeduid als krukhuisboerderij, is te herkennen aan een L-vormige noklijn. Als het woongedeelte aan twee kanten werd uitgebouwd, ontstond een volledige dwarskap. Naar de T-vormige noklijn die hierdoor ontstaat, wordt gesproken van een T-boerderij. Het T-huis heeft anderhalve tot twee bouwlagen en wordt afgedekt met een schilddak of een zadeldak. Kruk- en T-huisboerderijen ontstonden aanvankelijk door verbouwing van bestaande hallehuis boerderijen. Na de 18e eeuw werden deze boerderijtypen direct als zodanig gebouwd.
Vrijwel alle boerderijen in de gemeente West Betuwe die voor de 20e eeuw tot stand zijn gekomen, hebben één van deze drie vormen. Een bijzondere constructie die bij boerderijen in het rivierengebied is toegepast, vormt de overkragende kap die boven de dubbele deeldeuren is aangebracht. Door de dakoversteek was het mogelijk om hooi droog van de karren naar de hooizolder over te brengen. Vanwege de streek gebonden verschijningsvorm wordt een dergelijke kapconstructie aangeduid als ‘Betuwse overstek’. De gevels van historische boerderijen zijn meestal opgetrokken uit rode baksteen en soms voorzien van een pleisterlaag in een lichte kleur. Het dak is afgedekt met riet, grijze keramische pannen of een combinatie hiervan. Karakteristiek is de gepleisterde plint in een donkere (grijze) kleur rondom het gebouw. De ramen in de voorgevel zijn relatief smal en hoog en op de begane grond laag voorzien van luiken. De ramen hebben een roedeverdeling; 6-ruits voor de grote vensters op de begane grond. De gevelindeling van het T-huis is vaak symmetrisch. De ramen in de gevels van het bedrijfsgedeelte zijn minder talrijk en kleiner van omvang, behoudens de staldeuren die hebben juist wel een groot formaat.


