5 Buitengebied / dijklinten en uiterwaarden

DIJKLINTEN

De gemeente West Betuwe behoort tot het rivierengebied en de rivieren zijn bepalend voor de (huidige) identiteit van de gemeente. De landschappelijke en ruimtelijke structuur hangt namelijk geheel samen met de wijze waarop de Waal en de Linge in dit gebied gronden hebben afgezet. Voordat de bedijkingen tot stand kwamen, vlochten de rivieren zich door het gebied, met zijtakken, aftakkingen, afgesneden geulen en dergelijke. Vanaf het jaar 1000 werden de eerste dijken aangelegd. Het betrof eenvoudige dijken die delen van het dorpsgebied voor overstroming behoedden. Vanaf de dertiende eeuw werden die eenvoudige dorpsdijken samengevoegd tot doorgaande bedijkingen langs de rivieren (1259 langs de Linge en 1270 langs de Waal). Eenmaal uitgegroeid tot een stelsel van doorgaande dijken vormen de dijken ook een ideaal netwerk van doorgaande droogblijvende wegen waarlangs gebouwd kon worden. Vanwege het hoogteverschil en buitendijks de noodzaak om hoog te bouwen concentreert de bebouwing zich dicht om de dijk. De nederzettingenstructuur wordt daarom voornamelijk bepaald door de lintbebouwing langs de Waal- en Lingedijken. Zo ontstaat het grote schaalverschil tussen het ‘knusse’ dijkprofiel en het open, onbebouwde polder- of uiterwaardelandschap. De afstanden tussen de bebouwing onderling varieert evenals de plaats aan de dijk. Afhankelijk van de eigendomsverhoudingen, de bestuurlijke situatie en de terreinomstandigheden ligt bebouwing binnendijks of buitendijks, hoog aan de dijk, halverwege of aan de voet. In de dorpskernen worden de dijklinten vaak ‘begeleid’ door een onderstraat of achterpad, ontstaan als ontsluiting van de aan de dijk gelegen erven.  
 
De Waal is de grootste rivier in Nederland en een belangrijke transportas voor grote vrachtschepen. De betekenis van de Linge als transportas is nauwelijks meer aanwezig. Tot de 14e eeuw was de Linge een slingerende, grotendeels dichtgeslibde Waaltak. In de 14e eeuw werd de rivier nieuw leven ingeblazen door menselijk ingrijpen en zorgde de Linge voor de afvoer van het overtollige water van vrijwel de gehele Betuwe. Tegenwoordig heeft de Linge ook een belangrijke recreatieve functie.







UITERWAARDEN

De uiterwaarden worden gekenmerkt door hun directe ruimtelijke relatie met de rivieren. De uiterwaarden langs de Waal zijn hoofdzakelijk in gebruik als grasland voor het weiden van vee en hebben gediend voor klei- en zandwinning door steenfabrieken. Er is, op een enkele steenfabriek na, geen bebouwing aanwezig. De natuurwaarden zijn hoog. De uiterwaarden langs de Waal zijn breed en in combinatie met de Waal is het landschap daardoor grootschalig. Het gebied heeft een onregelmatige verkaveling gescheiden door sloten en beplanting. Ook zijn er enkele restanten van oude strangen en oude hakhout- en ooibossen. De klei- en zandwinning en de omvorming van de uiterwaarden naar natuur en recreatief medegebruik zorgen voor een nieuwe dynamiek.  
 
De uiterwaarden langs de kronkelige Linge zijn vanouds veel kleinschaliger dan langs de Waal. Er is een grote afwisseling van kleine weides, boomgaardjes, grienden en andere natte percelen. Veel van deze historische bosjes zijn nog steeds aanwezig en hebben een hoge ouderdom. De lage delen zijn vooral in gebruik als weide en grienden en rietlanden, de hogere delen als van oudsher als bouwland. Na 1950 zijn enkele hoger gelegen delen omgezet in fruitteelt waardoor het open karakter verloren is gegaan. De smalle oevers en uiterwaarden hebben afwisselend een natuurlijke, agrarische of recreatieve bestemming. Er is nauwelijks bebouwing in de uiterwaarden, met uitzondering van buitendijks gelegen dijkhuizen. Sommige dijkhuizen hebben een ‘overtuin’ tot aan de Linge. Andere delen van de uiterwaarden, de Lingelandjes, worden gebruikt door particulieren die geen huis aan de dijk hebben. Er mag niet permanent gewoond worden op de Lingelandjes maar er staan soms wel prieeltjes en andere bouwsels. De Lingelandjes worden recreatief gebruikt. 





VEERSTOEPEN EN AANLEGPLAATSEN

Langs de Waal maakten de schepen gebruik van vaste aanlegplaatsen in Herwijnen en Vuren. Vóór de komst van de bruggen over de Waal werden in Tuil goederen en passagiers met een veer overgezet naar Zaltbommel en er waren meerdere voetveren over de Waal in dienst. Die zijn inmiddels uit de vaart genomen. Alleen het Brakelse Veer is nog in gebruik. Een voetveer tussen slot Loevestein en fort Vuren vaart tegenwoordig nog een deel van het jaar. Ook aan de Linge waren meerdere voerveren in dienst. Tot in de 19e eeuw had aan de Linge elk dorp één of meerdere veerstoepen. Veel veerstoepen zijn verdwenen door de komst van bruggen. Op een enkele plaats is een voetveer behouden voor toerisme. Bij Enspijk en bij de Veerdam tussen Gellicum en Rhenoy zijn de veerstoepen behouden gebleven.





afdrukken