Deel I: Inleiding

De Gids Ruimtelijke Kwaliteit 2022 vormt de basis voor de advisering over de ruimtelijke kwaliteit van bouwplannen in de gemeente West Betuwe. Het is geen volledig nieuwe gids. De systematiek en opzet is overgenomen uit de bestaande Gids Ruimtelijke Kwaliteit West Betuwe. Met deze gids was vooral sprake van een samenvoeging (een technische harmonisatie) van beleid uit de drie bestaande welstandsnota’s van Geldermalsen, Lingewaal en Neerijnen. Ten opzichte van dit beleid zijn inhoudelijk enkele vernieuwingen doorgevoerd. Aspecten als duurzaamheid en erfgoed zijn gelet op de huidige actualiteit meer centraal komen te staan. Tevens is waar mogelijk een link gelegd naar kwaliteitsthema’s uit de nog op te stellen Omgevingsvisie. Doel van deze inhoudelijke vernieuwing is een integraal beleid voor omgevingskwaliteit met oog voor een balans tussen regie op omgevingskwaliteit en ruimte voor initiatieven. 

REGIE OP RUIMTELIJKE KWALITEIT

Deze Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit is opgesteld vanuit de overtuiging dat de gemeente, ondernemers en inwoners het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving gezamenlijk willen behartigen. Een goed verzorgde omgeving verhoogt immers de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving en de waarde van het onroerend goed. Ook wordt het vestigingsklimaat positief beïnvloed. Omdat de bestedingsruimte, het toekomstperspectief en de smaak van individuen verschillen, leidt de optelsom van alle investeringen echter niet als vanzelf tot een betere kwaliteit van de omgeving. Met welstandstoezicht beschikt de gemeente als regisseur over een belangrijk wettelijk sturingsinstrument en kan beschermd worden wat waardevol is. Tegelijkertijd wil de gemeente ook kunnen loslaten waar dat mogelijk is en burgers meer ruimte bieden bij het realiseren van hun  
bouwplannen. Dat past bij de huidige maatschappelijke tendens op allerlei beleidsterreinen naar minder regels en meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor burgers. Het welstandsbeleid, vastgelegd in deze Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit, is daarom bedoeld om in alle openheid een bijdrage te leveren aan het stimuleren van ruimtelijke kwaliteit en daarmee aan de aantrekkelijkheid van West Betuwe. Bij iedere aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of het betreffende bouwwerk niet in strijd is met ‘redelijke eisen van welstand’. Hiertoe adviseert een onafhankelijke commissie, de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) van het Gelders Genootschap, aan het college van B&W.
Met de Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit wil de gemeente bestaande bijzondere ruimtelijke kwaliteiten – met name de cultuurhistorische waarden en identiteit – kunnen waarborgen en anderzijds burgers meer ruimte bieden bij het realiseren van hun bouwplannen. Dit vraagt om een welstandsbeleid op maat. Enerzijds wordt rechtszekerheid en voorspelbaarheid geboden, maar anderzijds is er ruimte voor dialoog en afwijking van de spelregels, indien blijkt dat er betere alternatieven zijn. De Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit vormt een toetsingskader voor de kleinere plannen, maar is een stimulerend kader voor de grotere ruimtelijke opgaven. Daarbij is het uitgangspunt dat welstandstoezicht maatwerk is. De lat hoeft niet overal even hoog te liggen. Sommige gebieden kunnen meer ruimtelijke dynamiek verdragen dan andere, meer kwetsbare en bijzondere gebieden. Met het vaststellen van de Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit bepaalt de gemeenteraad uiteindelijk in welk gebied in welke mate wordt getoetst. De Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit kent compacte afwegings- en toetsingskaders, waarbij een logisch verband is gelegd tussen waarden, kernkwaliteiten, ambities en ontwerprichtlijnen. Deze nota heeft verder een gebruiksvriendelijke opzet, waarbij ook veel beeldmateriaal is opgenomen. Het resultaat is dan ook een stimulerende nota die uitnodigt tot het realiseren van ruimtelijke kwaliteit. Vanaf 2023 zal deze Gids op grond van de Omgevingswet (en zgn. Bruidsschat) onderdeel gaan uitmaken van een tijdelijk Omgevingsplan. Dit plan vervangt dan bestaande wettelijke instrumenten als de welstandsnota, bestemmingsplannen en verordeningen.

RELATIE MET ANDERE BELEIDSTERREINEN

Voor een effectief kwaliteitsbeleid is het zaak zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen de verschillende instrumenten. In het kader van deze Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit is vooral de relatie tussen bestemmingsplan en de welstandscriteria van belang. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken, voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Wat het bestemmingsplan mogelijk maakt, kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en behoort tot het domein van welstand. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt, invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsadvies richt zich dan op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar dit eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen oplossing afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving. Uiteraard moet in zo’n geval de Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit daartoe de argumentatie leveren. In de Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit kan worden verwezen naar welstandscriteria die zijn opgenomen in andere beleidsdocumenten, zoals beeldkwaliteitplannen. Deze worden daardoor geacht deel uit te maken van de Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit, en op termijn van het Omgevingsplan. Voor toekomstige stedenbouwkundige uitbreidingen zullen over het algemeen ook beeldkwaliteitplannen worden opgesteld. Voor een actueel overzicht van beeldkwaliteitplannen wordt daarom geadviseerd de gemeente te raadplegen.

RELATIE MET LANDSCHAP

Ruimtelijke kwaliteit is meer dan rood alleen. Landschap, cultuurhistorie en openbare ruimte zijn integraal met elkaar verbonden. Wil welstandsbeleid effectief zijn, dan moet een integratie plaatsvinden met bestaand landschapsbeleid. In deze Gids zijn daarom richtlijnen opgenomen voor de landschappelijke inpassing van onder andere schaalvergroting van agrarische bedrijven, teelt-ondersteunende voorzieningen en nieuwe woningen welke mogelijk zijn na sloop van vrijkomende agrarische bebouwing, conform het gemeentelijke VAB-beleid. Ook heeft de recente waardering voor het ruilverkavelingslandschap in het nieuwe Erfgoedbeleid zijn weerslag gevonden in deze gids. Het landschap van de ruilverkaveling wordt inmiddels gezien als ‘jong erfgoed’. Reden waarom meer rekening wordt gehouden met de karakteristiek van zowel landschap als bebouwing in het ruilverkavelingsgebied. Zo kan worden bereikt dat nieuwe ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het behoud van de eigen en onderscheidende identiteit van het ruilverkavelingsgebied.

RELATIE MET CULTUURHISTORIE

De integratie van welstandsbeleid met monumentenzorg geeft aanvragers duidelijkheid, kan leiden tot een efficiënter verloop van het vergunningtraject en tot een kwalitatieve verbetering van bouwplannen.
In de adviespraktijk blijkt daarnaast dat veel monumenteneigenaren hun pand willen verduurzamen. De uitgangspunten voor verbouwen en verduurzamen van monumenten in de gids bieden monumenteneigenaren meer inzicht langs welke richtlijnen en uitgangspunten erfgoedadviseurs adviseren. Omdat voor de planontwikkeling en de planbeoordeling inzicht in de cultuurhistorische waarden onmisbaar is wordt bij grotere c.q. ingrijpende plannen om een bouwhistorische of cultuurhistorische verkenning of analyse gevraagd. Zo wordt een goed inzicht verkregen in de authenticiteit en de ontwikkeling van een bouwwerk of een gebied, zodat wijzigingen daaraan goed ingeschat en gemotiveerd kunnen worden.
Wanneer de Omgevingswet van kracht wordt, krijgt de omgeving van beschermde monumenten een voornamere rol. In artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is een instructieregel voor gemeenten opgenomen die een belangrijke aanscherping betekent voor de bescherming van monumenten. Deze regel houdt in dat gemeenten een aantasting van de omgeving van (voor)beschermde monumenten voor zover die monumenten daardoor worden ontsierd of beschadigd, moeten voorkomen. Deze regel gaat een stap verder dan de huidige regels in de Erfgoedwet of bestaande gemeentelijke of provinciale verordeningen, die alleen het monument zelf beschermen. De nieuwe wetgeving geldt voor (voorbeschermde) rijksmonumenten en voor alle via het omgevingsplan (voor)beschermde monumenten (zowel provinciaal als gemeentelijk, als monumenten die bijvoorbeeld als beeldbepalend of karakteristiek pand zijn beschermd). De gemeente zal de nieuwe wetgeving met betrekking tot monumenten moeten gaan regelen in haar Omgevingsplan. Met deze Gids wordt voorgesorteerd op de nieuwe wetgeving met betrekking tot de omgeving van monumenten. Zo kan alvast ervaring worden opgedaan met het nadenken over de betekenis van de omgeving voor de waarde van een monument en ernaar worden gehandeld bij de beoordeling van bouwplannen. Zo heeft de gemeente straks meer inzicht over de wijze waarop dit in regelgeving moet worden vastgelegd.

DUURZAAMHEID

Het Klimaatakkoord betekent niet alleen voor nieuwbouw, maar ook voor de bestaande bebouwing een grote verduurzamingsopgave. Er ligt een vernieuwings- en transformatieopgave in de sociale huursector ten aanzien van verduurzaming. Ook vanuit particuliere woningeigenaren is een grote inspanning nodig voor het isoleren, het besparen en opwekken van energie. Warmtepompen zijn inmiddels niet meer weg te denken en steeds vaker wordt het na-isoleren van daken en gevels overwogen. Met deze gids worden bestaande criteria voor airco-units uitgebreid met criteria voor het plaatsen van warmtepompen. Daarnaast wordt welstandsbeleid verruimt t.a.v. het na-isoleren van daken en gevels opdat zodoende onder voorwaarden meer woningen energieneutraal gemaakt kunnen worden.  
In het buitengebied is een duidelijke behoefte aan grondgebonden zon op eigen terrein, om energie op te wekken voor eigen gebruik. Het gaat om kleinschalige initiatieven van inwoners die niet de mogelijkheid hebben om zonnepanelen te plaatsen op hun eigen dak, bijvoorbeeld omdat het een karakteristiek rietgedekt pand betreft, maar die dit wel de ruimte hebben om zonnepanelen te plaatsen op hun eigen grond. De ruimtelijke/planologische afweging vindt niet plaats in Gids Ruimtelijke Kwaliteit, maar in het bestemmingsplan. In de Gids Ruimtelijke Kwaliteit zijn wel richtlijnen opgenomen voor een goede inpassing. De gemeente kan deze richtlijnen hanteren als randvoorwaarden bij een positieve beslissing om een initiatief toe te staan.

WETTELIJKE BASIS VOOR WELSTANDSADVISERING

De wettelijke basis voor de uitvoering van welstandstoezicht ligt thans in de Wabo (art. 2.10), de Woningwet (art. 12) en het Bor (art.  
6.2). Artikel 12a, lid 1 van de Woningwet stelt dat de gemeenteraad een welstandsnota vaststelt, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand. De invulling van het begrip ‘redelijk’ is afhankelijk van de ambitie van de gemeente en de ruimtelijke kenmerken van gebieden en objecten.  
Vanaf 2023 ligt de wettelijke basis voor ‘regels over het uiterlijk van bouwwerken’ in art. 4.19 van de Omgevingswet. Deze regels liggen dan vast in het Omgevingsplan en worden uitgewerkt in nadere beleidsregels, vergelijkbaar met het huidige instrument van een welstandsnota. De kern van welstand ligt in het feit dat bouwen een handeling is die de leef- en werkomgeving beïnvloedt. Elke burger mag van de overheid verwachten dat zij een zorgvuldige afweging van belangen maakt bij het verlenen van vergunningen. Het is in het algemeen belang dat onze leef- en werkomgeving een verzorgd en samenhangend karakter vertoont. Vandaar dat de welstandsadvisering zich niet kan beperken tot de verschijningsvorm van het bouwwerk op zich, maar ook de relatie van dat bouwwerk met zijn omgeving dient te onderzoeken.  
De invloed van bouwen op de omgeving is bovendien vrijwel altijd van lange duur. Het is daarom ook belangrijk een inschatting te maken van de te verwachten ontwikkelingen van de omgeving. Ook de samenhang van verschillende bouwplannen onderling moet kunnen worden beoordeeld. Deze plannen vormen immers elkaars toekomstige omgeving.

WERKWIJZE BIJ ADVISERING

De welstandsadvisering voor de gemeente West Betuwe wordt georganiseerd en uitgevoerd namens het Gelders Genootschap door de CRK. Het oordeel van deze commissie is volgens de Woningwet gericht op het uiterlijk én op de plaatsing van het bouwwerk. De CRK kijkt in de eerste plaats naar de invloed van het bouwwerk op de beeldkwaliteit van de omgeving, rekening houdend met verwachte ontwikkelingen. Tevens adviseert de commissie over de kwaliteit van het bouwwerk op zichzelf. Belangrijk is om de politieke en maatschappelijke haalbaarheid van een advies goed te kunnen inschatten. Een ‘redelijk’ advies moet immers in de praktijk uit te leggen en te handhaven zijn.

AFWIJKEN VAN ADVIEZEN

Burgemeesters en wethouders kunnen van het advies van de CRK afwijken. Dit zal met name het geval zijn wanneer de CRK de van toepassing zijnde criteria naar hun oordeel niet juist heeft geïnterpreteerd of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast. Burgemeester en wethouders bieden bij afwijking eerst de CRK de mogelijkheid tot heroverweging van het eerder uitgebrachte advies. Indien dat niet tot een oplossing leidt, kan gebruik worden gemaakt van een second opinionregeling. Bij een secondopinion wordt de bouwaanvraag voorgelegd aan een commissie buiten het Gelders Genootschap. Hierover neemt de gemeente contact op met de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit.

ADVISEUR RUIMTELIJKE KWALITEIT EN VOOROVERLEG

De adviseur ruimtelijke kwaliteit (rayonarchitect) speelt als voorpost van de CRK een belangrijke rol. Minstens één keer in de twee weken bezoekt hij/zij de gemeente. Tijdens dit bezoek worden de meeste bouwplannen afgehandeld en vindt overleg plaats met planindieners, beleidsambtenaren en het gemeentebestuur. Alleen de meer complexe plannen – grootschalige ontwikkelingen en stedenbouwkundige plannen gaan mee naar de commissie.
De gemeente West Betuwe hecht aan vooroverleg met initiatiefnemers en opdrachtgevers alvorens een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Veel onduidelijkheden over welstand worden weg- genomen als in het vooroverleg helder wordt gemaakt welke kaders bij de beoordeling een rol spelen. Met het vooroverleg wordt de mogelijkheid geboden voor een goed overlegproces waarin ruimte is voor dialoog, met een open oog voor de relatieve kwetsbaarheid van de omgeving. Het vooroverleg met planindieners leidt zo in veel gevallen tot een goed resultaat, zowel voor het ingediende plan als voor de openbare ruimte. Vooroverleg met de rayonarchitect of de CRK is daarom essentieel en past binnen het stimulerende karakter van de welstandsadvisering.
Het welstandstoezicht vindt plaats in het openbaar. Dit past bij een samenleving die vraagt om zoveel mogelijk rechtszekerheid en openheid rondom het welstandstoezicht.

Schema Welstandsbeoordeling



TOELICHTING

  • Plannen worden eerst ruimtelijk getoetst door de gemeente op o.a. ontvankelijkheid en het bestemmingsplan.
  • De adviseur ruimtelijke kwaliteit (rayonarchitect) geeft daarna een welstandsbeoordeling op basis van de Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit of op basis van een vigerend beeldkwaliteitplan.
  • De monumentendeskundige neemt deel aan mandaatzitting indien wijzigingsplannen voor monumenten zijn geagendeerd en heeft bij complexe plannen ook zitting in de 'grote' Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK).
  • Plannen die sterk afwijken van het welstandsbeleid of sterk van invloed zijn op de omgeving, worden op de agenda geplaatst voor de CRK.
  • Een geschreven advies gericht aan het college volgt binnen 2 weken na de vergadering.

afdrukken