Criteria kleine bouwplannen
De invoering van de Wabo en het Besluit Omgevingsrecht per 1 oktober 2010 heeft een forse verruiming van de mogelijkheden voor vergunningvrije bouwwerken betekend. De bestaande sneltoetscriteria voor licht-vergunningplichtige bouwwerken zijn grotendeels overbodig geworden omdat ze minder ruim zijn geformuleerd dan nu bouwvergunningsvrij mogelijk is.
Daarnaast is de categorie licht-vergunningplichtige bouwwerken met de komst van de Wabo vervallen en bestaan alleen nog vergunningplichtige bouwwerken, die in ofwel de reguliere (8 weken) ofwel de uitgebreide (26 weken) procedure vallen. Gezien de koppeling die voorheen bestond tussen licht-vergunningplichtige plannen en de mogelijkheid om deze ambtelijk af te handelen, is dit ambtelijk mandaat tevens komen te vervallen.
Formeel is ook de eis vervallen dat voor bepaalde categorieën bouwplannen zgn. ‘loket- of sneltoetscriteria’ worden vastgesteld. Dit zijn zoveel mogelijk geobjectiveerde criteria, die direct uitsluitsel moeten geven of een plan al dan niet aan het gemeentelijk welstandsbeleid voldoet. Onder de nieuwe wetgeving is - anders dan voorheen - ook rechtstreeks een gebiedsgerichte toetsing van kleine bouwwerken toegestaan. Die mogelijkheid bestond tot nog toe alleen bij afwijking van de loketcriteria.
De restcategorie kleine plannen, die onder de Wabo en Bor bestaan, zal door de commissie ruimtelijke kwaliteit worden getoetst. In de praktijk betekent dit dat de gemandateerde rayonarchitect deze plannen afhandelt.
In dit hoofdstuk worden per categorie kleine bouwplannen de toetsingscriteria aangegeven. Deze zijn vooral relatief van aard en hebben een gebiedsgericht karakter. Waar nodig zijn ook meer objectieve criteria opgenomen.
Vergunningvrij onder de Wabo
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouwwerken opgesomd, die onder bepaalde voorwaarden vergunningvrij zijn en dus niet preventief op welstand worden getoetst (art. 2). Daarnaast is het betreffende bouwwerk slechts vergunningvrij als het voldoet aan de eisen van het bestemmingsplan (art. 3). Informatie hierover is ook te vinden op www.omgevingsloket.nl of te vragen bij de gemeente Oude IJsselstreek.
Wanneer een vergunning moet worden aangevraagd, is het bestemmingsplan in de eerste plaats maatgevend voor wat betreft afmetingen, voorgevelrooilijnen enzovoort. Als dat geen bezwaar oplevert, dan zal het bouwplan aan de welstandscriteria voor kleine plannen worden getoetst. Voldoet het daar niet aan, dan wordt de indiener van de aanvraag in overweging gegeven het plan alsnog aan te passen conform het beleid. Zijn er redenen om van de criteria af te wijken, omdat er sprake is van een bijzondere situatie of omdat er twijfel bestaat aan de toepasbaarheid ervan, dan kan, al dan niet op verzoek van de aanvrager, het bouwplan alsnog aan de CRK worden voorgelegd. Deze zal met inachtneming van de gestelde criteria, met verwijzing naar overige relevante gebiedscriteria en/of algemene criteria beoordelen of het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Op deze manier kunnen kleine bouwplannen die in eerste instantie niet voldoen aan de vaste criteria alsnog door de CRK worden bezien in relatie tot de context van het gebied waar het bouwplan geplaatst wordt.
Van een bijzondere situatie is in ieder geval altijd sprake in door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezichten en bij, op of aan door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.
Repressieve welstandstoetsing / excessenregeling
Wanneer het uiterlijk van een bouwwerk ernstig in strijd is met redelijke eisen van welstand, kan de gemeente hiertegen optreden. Men spreekt dan van excessen. Dat wil zeggen dat de buitensporigheden in het uiterlijk ook voor niet-deskundigen overduidelijk zijn. Criteria hiervoor zijn de volgende:
- het afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving;
- het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden;
- armoedig materiaalgebruik bij erfafscheidingen, bijgebouwen en overkappingen die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Voorbeelden van armoedig materiaal zijn rietmatten, beddenspiralen, oude deuren, golfplaten of zeildoek;
- armoedig materiaalgebruik bij gevelbetimmeringen die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Voorbeelden van armoedig materiaal zijn kunststof schroten en industriële beplating.
- felle of extreem contrasterende kleuren op gevels die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte.
- te opdringerige reclames;
- een grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is;
- ernstige verwaarlozing van het uiterlijk van een bouwwerk.
Bovenstaande excessenregeling geldt ook voor repressieve toetsing van vergunningvrije bouwwerken.
Systematiek
Bij de opzet van de kleine plannen criteria is onderscheid gemaakt tussen de voor- en achterkant. De voorkant is de voorgevel en de zijgevel grenzend aan openbaar toegankelijk gebied. De achterkant is de achtergevel en de zijgevel die niet aan openbaar toegankelijk gebied grenst. Zie schema.
Algemene uitgangspunten toetsing kleine bouwwerken
Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan geeft aan waar gebouwd mag worden en hoe groot het bouwwerk maximaal mag zijn. Het bestemmingsplan geeft ook aan waarvoor het bouwwerk gebruikt mag worden. Raadpleeg hiervoor de bestemmingsplankaart en de bebouwingsvoorschriften.
Overige gebiedscriteria welstandsnota
In de welstandsnota staat aangegeven welke ruimtelijke karakteristieken de gemeente voor dit gebied nastreeft. Ook kleine bouwwerken moeten voldoen aan deze gebiedsgerichte beoordelingskaders. Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 4 van de welstandsnota.
Reclamebeleid
Op het aanbrengen van reclame, boodschappen of opschriften, die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, is ook het gemeentelijk reclamebeleid van toepassing. Voor meer informatie zie de reclamenota.
Afgestemd op en ondergeschikt aan hoofdgebouw
De bebouwing op één erf moet een samenhangend geheel vormen. De plaats en de vormgeving (waaronder hoofdvorm, materialen en kleuren) van de bouwwerken onderling en de inrichting van het erf worden daarom op elkaar afgestemd. De architectuur van het hoofdgebouw is daarbij richtinggevend. De overige bebouwing op het erf dient in de beleving vanaf het openbare gebied ondergeschikt te blijven ten opzichte van het hoofdgebouw.
Trendzetters
Gestreefd wordt naar samenhang in het bebouwingsbeeld. Daarom heeft een plan dat uitgaat van de oorspronkelijke vormgeving of dat overeenkomt met een plan dat in directe omgeving is gebouwd over het algemeen de voorkeur. Voorwaarde is dat het referentieplan met een positief welstandsadvies is gebouwd en dat het welstandsbeleid in beide situaties overeenkomt en inmiddels niet is gewijzigd. Voor sommige situaties zijn zulke trendzetters vooraf aangegeven bij de gebiedscriteria. Wanneer een bouwplan qua situering en vormgeving gelijk is aan een trendzetter wordt een positief welstandsadvies afgegeven. Het plan wordt dan niet getoetst aan de criteria voor kleine bouwwerken.