Gebiedscriteria
De voorgaande gebiedsbeschrijvingen en de beleidsuitgangspunten maken deel uit van deze beoordelingscriteria.
- Voor zover het erf valt onder thema 1 “traditionele erven” of thema 2 “overige erven” is het daarvoor geldende welstandsbeleid eveneens van toepassing bij functieverandering.
- De regionale beleidsnotitie “Functies zoeken plaatsen zoeken functies” van mei 2006 en de regionale kadernota “Achterhoekse erven veranderen” van mei 2008 vormen de basis voor het beleid in de gemeente Oude IJsselstreek.
- Bij bouwactiviteiten moeten bestaande, waardevolle kenmerken behouden blijven en moet het onderscheid tussen de verschillende landschappen worden versterkt.
- In cultuurhistorisch waardevolle gebieden gebeurt dit zoveel mogelijk volgens oude patronen. In andere gebieden kan worden gekozen voor nieuwe vormen, die beter passen bij de huidige functies.
- Het realiseren van nieuwe architectonische en landschappelijke kwaliteiten wordt gestimuleerd.
- De gemeente streeft naar plannen, die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit en de vitaliteit van het buitengebied.
Plaatsing / situering (voor zover niet anders geregeld in het bestemmingsplan)
Behoud en versterking oorspronkelijke kenmerken boeren erf. Belangrijke vragen: Welke gebouwen te slopen? Hoe nieuwe gebouwen te situeren?
- Gebouwen geconcentreerd op afzonderlijke bouwpercelen. Verbrokkeling complex vermijden.
- Per ensemble roepen compositie van bouwmassa’s en inrichting bijbehorende erf een evenwichtig beeld op.
- Compositie van gebouwen en inrichting erf passen bij landschapstype. Kenmerken landschap worden versterkt.
- Architectuur van nieuwbouw afgestemd op waardevolle kenmerken van te handhaven bebouwing in het ensemble en in andere ensembles in de omgeving, voorzover daarmee een visuele relatie bestaat (bijvoorbeeld in een krans langs een es of in een reeks langs de weg).
- Erfinrichting is verzorgd, bescheiden en in harmonie met de groene omgeving. Streekeigen verhardingen, afrasteringen, hekken en poorten nastreven. Per erf in beginsel één bescheiden toegangsweg.
Massa / vorm (voor zover niet anders geregeld in het bestemmingsplan)
- Bij nieuwbouw telkens twee tot drie woningen combineren tot één bouwmassa onder één zadeldak, zodat stevig volume ontstaat dat past bij bestaande bebouwing. (Vrijstaande woningen zijn mogelijk, mits voldoende volume, passend binnen ensemble en onder een zadeldak).
- Geen herhaling van gelijke bouwmassa’s
- Eenvoudige hoofdvormen nastreven. Nieuwe gebouwen eenduidige, kloeke hoofdmassa; Duidelijk ondergeschikte toevoegingen; Zadeldaken met grote dakvlakken en lage gootlijnen.
- Oorspronkelijke boerderij of woonhuis manifesteert zich in principe als belangrijkste gebouw. Andere gebouwen op erf zijn hieraan visueel ondergeschikt, bijvoorbeeld door situering, architectuur en/of omvang.
- Gebouwen in beginsel gericht op gemeenschappelijke erf met aan buitenzijde van de bebouwing tuin, die door hagen of houtwallen op samenhangende wijze is ingekaderd.
- Op elk erf één hoofdgebouw, meestal oorspronkelijke boerderij of woonhuis, met ook gezicht naar omgeving.
Materiaal- en kleurgebruik
- Het kleur- en materiaalgebruik dient afgestemd te zijn op de karakteristiek in het landschap, waarbij het gebruik van gedekte kleuren (roodbruine bakstenen voor de gevels en antracietgrijze pannen als dakbedekking) het meeste voorkomt.
- Rieten dakbedekking kan mits dit past bij de stijl van het bouwwerk en zorgvuldig is gedetailleerd.
- Voor kozijnen eventuele gevelbetimmering wordt in principe hout toegepast.
- Bij materialen en detailleringen meer eigentijdse oplossingen mogelijk voor nieuwe gebouwen, mits afgestemd per erf. Afstemming op andere erven in de omgeving is nodig, indien daarmee een visuele relatie bestaat (bijvoorbeeld in een krans langs een es of in een reeks langs de weg).
Detaillering
- Bij detaillering moeten de aanwezige fijne en/of ambachtelijke onderdelen behouden blijven.
- De detaillering van nieuwe onderdelen moet qua vorm en uitstraling passen bij de aanwezige details.
- Geen onderbrekingen van doorgaande dakvlakken, lage goten. Kleine daken niet afgewolfd.
Afwerking erven (voor zover niet anders geregeld in het bestemmingsplan)
In het beeld van de erfinrichting overheersen natuurlijke (plantaardige) elementen ( hagen, heggen of houtwallen). Terughoudend wordt omgaan met de toepassing van bouwkundige elementen en objecten. Het toepassen van verharde oppervlakken wordt beperkt. Indien verharding nodig is dan bij voorkeur halfverharding.