Welstand gemeente Druten
StartpaginaUw mening
Actueel
Contact
Glastuinbouw

Objectbeschrijving



In de land- en tuinbouw werd in de 19e eeuw gepoogd de oogst op kunstmatige wijze te vervroegen om de producten eerder op de markt te kunnen aanbieden. Om de zonnewarmte bij de teelt van de producten optimaal te kunnen benutten en ter bescherming tegen weersinvloeden, is er rond de eeuwwisseling een ontwikkeling van verschillende typen glazen kassen geweest.

Afhankelijk van de producten en hun groeiwijze, zijn er verschillende oplossingen toegepast. Het eerste glas dat men gebruikte waren de 'schietramen', samengesteld uit kleine glasruitjes gevat in een houten omlijsting. Deze werden vrijwel rechtopstaand tegen een muur geplaatst. Een ontwikkeling vanuit het schietraam met goede resultaten, was het plaatsen van ramen tegen de gemetselde muren. Hieruit is later de muurkas in verschillende vormen ontstaan, waaronder ook de lessenaarkas en kopkas.

Rond de eeuwwisseling werden vanuit België de zogenaamde druivenserres geïntroduceerd. Behalve deze tweezijdige kassen met een driehoekige vorm (A-kassen), waren er ook kassen met een geknikte dakvoet (kniekas), waardoor er meer loopruimte ontstond. De spantconstructies bestonden uit hout, ijzer of beton.

Twee belangrijke momenten in de ontwikkeling van de glastuinbouw zijn omstreeks 1880 de opkomst van de gestookte kas en rond 1920 de overgang van de individuele naar de moderne, geschakelde kas. Zo'n grote aaneengesloten kas heet ook wel het '(Westlandse) warenhuis'. Tegenwoordig worden in allerlei varianten uitsluitend kassen gebouwd gebaseerd op dit warenhuis-model. Tevens is er een enorme schaalvergroting in de kassenbouw toegepast. Door moderne technieken en materialen zijn de breedte en lengte van een kas sterk toegenomen, evenals de hoogtemaat (meestal vergelijkbaar met één tot twee bouwlagen en kap). In sommige gebieden is de toepassing van deze aaneengeschakelde kascomplexen zo grootschalig, dat er met recht van 'glazen steden' kan worden gesproken.

De aanwezige kassen bestaan allemaal grotendeels uit glas in een aluminium of ijzeren frame, soms gecombineerd met andere materialen, zoals golfplaat en dergelijke of aan de binnenzijde witgekalkt. Per beuk heeft de kas een zadeldak, die sterk kan variëren ten aanzien van de dakhelling. Dit repeterende patroon van zadeldaken leidt tot een duidelijke herkenbaarheid van de kassencomplexen onderling. Bij een kas zijn meestal allerlei voorzieningen ten behoeve van de klimaatregeling binnen of naast de kas aanwezig, uitgevoerd in allerlei materialen en kleuren die veelal sterk afwijken van de uitstraling en het architectonisch beeld van de kas zelf.

De meeste kassen kunnen in twee hoofdgroepen worden verdeeld; de breedkapkas en de traliespant- of Venlo-kas. Het meest voorkomend is echter de laatste.

Breedkapkas

De breedkapkas bestaat uit een grote vrije overspanning. Het sterke punt is deze grote overspanning met daardoor een enorme luchtbuffer. Dit kastype wordt vooral toegepast bij de teelt van potplanten. De veel voorkomende standaardoverspanningen gaan van 9.60 m. en 12.80 m. tot 16.00 m. en soms zelfs tot 20.00 m. De goothoogte van de meeste breedkapkassen ligt daarbij tussen de 4.00 m. en 5.00 m. Het spreekt vanzelf dat er robuuste constructies nodig zijn om dit te kunnen realiseren. De onderlinge schakeling van breedkapkassen is overwegend beperkt tot een klein aantal.

Traliespantkas

De Venlo- of traliespantkas bestaat uit een zelfdragend glasroedesysteem waarbij de roeden tegenover elkaar worden geplaatst. Door deze constructie is een minimum aan materiaal nodig en de lichtonderschepping minimaal. Traliespantkassen worden daarom vooral toegepast in de teelt van groenten en snijbloemen. De kas heeft veelal standaard een overspanning van 3.20 m. tot zo'n 16.00 m. Per overspanning worden twee tot vier kleine kappen gebouwd van 3.20 m., 4.00 m. of 4.80 m. De goothoogte van de meeste traliespantkassen ligt tussen de 4.00 m. en 5.00 m.

Het materiaal- en kleurgebruik in de huidige kassenbouw is door de technische eisen van de teelt duidelijk beperkt. De meeste kassen bestaan uit een licht metalen constructie met glas in zowel het dak als de gevels. In veel situaties zijn er vanwege milieueisen, aan de binnenzijde van het glas schermen aangebracht om de lichtuittreding door kunstmatige belichting te weren. In meerdere situaties zijn er in de gevel- of dakdelen naast glas ook steen, hout, kunststof of andere plaatmaterialen toegepast. Vooral de noordgevel van een kassencomplex wordt vaak gesloten uitgevoerd vanwege klimaattechnische eisen. In glastuinbouwgebieden langs dijkstructuren kunnen hierdoor echter ongewenste situaties ontstaan met veel dichte noordgevels.

Een regelmatig toegepast alternatief voor kassen is de zogenaamde foliekas. Voor deze kassen wordt in plaats van glas transparante folie toegepast, waardoor de constructie ook lichter uitgevoerd kan worden. Vaak bestaan deze kassen uit een lichte boogconstructie waar desgewenst transparante folie over kan worden geschoven.

De foliekas in boog- of tunnelvorm.

Muur met schietglas.Muur met brede lessenaar.Muur met kopkas.A-kas (druivenkas).Kniekas.Warenhuis-model.De breedkapkas.Tekening van de breedkapkas.De traliespantkas.Tekening van de traliespantkas.De traliespantkas.De breedkapkas.