3.2 Linten

Vanuit het oorspronkelijke centrum van Brunssum lopen wegen naar de woonwijken en de omliggende steden en dorpen. Langs die wegen zijn in het verleden “bebouwingslinten” ontstaan met vrijstaande woningen en bedrijfspanden langs de weg, die in verschillende periodes zijn gebouwd. De linten volgen deels het oude wegenpatroon tussen Brunssum en omliggende plaatsen. Na het ontstaan van de mijnindustrie werden nieuwe linten aangelegd of oude linten verdicht. Uitbreidingen van Brunssum hebben hierlangs plaatsgevonden.

De bebouwing heeft een gemengde functie, soms wonen, soms winkels, kantoren of industrie. Ondanks de aanleg van nieuwe verbindingswegen zijn de oude wegen nog steeds de doorgaande routes tussen de verschillende kernen in de regio Parkstad.

Stedenbouw

De bebouwingslinten zien er levendig uit: ieder pand is uniek en heeft een eigen vormgeving en materiaalgebruik.

Er is een duidelijk onderscheid tussen de linten in de nabijheid van het centrum van Brunssum en de linten daarbuiten.

Linten in het centrum hebben een meer stedelijk karakter. Panden zijn verschillend, maar staan wel in één rooilijn, vaak met de voorgevel aan de straat. De panden zijn veelal aan elkaar geschakeld en zijn behoorlijk fors qua omvang.

Wat verder van het centrum af is de bebouwing kleinschaliger. Bovendien staan panden meestal op verschillende afstanden van de weg en vaak is er ook sprake van een voortuin. Panden staan los van elkaar en in de tussenruimte tussen de panden is soms een oprit of toegangspad aanwezig.

De panden zijn vrijwel altijd georiënteerd op de weg. De woning is vaak het hoofdgebouw op het perceel. Bijgebouwen en bedrijvigheid is er meestal ondergeschikt aan.

Architectuur

Er zijn grote verschillen in architectuur, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik en nokrichting. De bouwperiode van een pand is meestal af te lezen aan de architectuur. De bebouwing is meestal een mix tussen panden uit de 19e en 20e eeuw en moderne bebouwing.

Beleid

Het beleid is erop gericht om het karakter van de lintbebouwing te behouden en waar nodig te versterken. Dat betekent niet dat er gebouwd moet worden in een zelfde architectuur als in de directe omgeving. Sterker nog, eigentijdse architectuur, passend binnen de schaal en het karakter van de lintbebouwing, is goed mogelijk. Dit versterkt het idee dat de leeftijd van de bebouwing is af te lezen aan de architectuur.

Het verschil in karakter tussen de stedelijke linten in het centrum en de meer dorpse linten buiten het centrum wordt gekoesterd.

Gewenst beeld

De levendigheid van de linten en de variatie in bebouwing moet in stand gehouden worden. Dat betekent dat nieuwe panden qua vormgeving en situering niet per definitie aan hoeven te sluiten op de bestaande situatie. Bij vervangende nieuwbouw is de positie en rooilijn van de oorspronkelijke bebouwing uitgangspunt voor de nieuwe situatie.

De stedelijke uitstraling van de linten in het centrum is uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen, hetzelfde geldt voor de meer dorpse uitstraling van de linten buiten het centrum.

Andere aandachtspunten zijn:


  • oriëntatie van de gebouwen op de weg;
  • per erf of kavel is er één hoofdgebouw;
  • herkenbaarheid individueel pand;
  • vrijstaande en afwisselende gebouwen met ruimtes er tussen of tegen elkaar aan geplaatst (afhankelijk van de plek, buiten het centrum of in het centrum);
  • aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
  • dakkapellen sluiten aan op de architectuur van het pand.

afdrukken
Niet alleen wonen maar ook bedrijvigheid, winkels of kantorenStedelijk karakter dichtbij het centrumDorps karakter verder van het centrumVerschillende panden, toch samenhangend door baksteen, kap en situering aan de wegVerspringende rooilijn is kenmerkend in sommige kleinschalige linten.In stedelijke linten is de rooilijn vaak in één lijn