1. Inleiding
1.1 Inleiding
In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Winterswijk is geregeld. Tevens geeft deze nota uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel. Het gemeentebestuur wil met deze nota een belangrijke stap zetten naar modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht. Via deze nota voldoet de gemeente winterswijk tevens aan de verplichtingen die de nieuwe Woningwet stelt in artikel 12a.
Welstandstoezicht is niet nieuw. Het werd ooit ingesteld om te voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte zouden ontsieren. Op grond van de Woningwet beoordeelt een onafhankelijke commissie of een bouwwerk niet in strijd is met ‘redelijke eisen van welstand’ en adviseert vervolgens het gemeentebestuur daarover. Het gemeentebestuur neemt de beslissing of de bouwvergunning wordt verleend.
Commissie Ruimtelijke Kwaliteit
De welstandsadvisering voor de gemeente Winterswijk wordt georganiseerd en uitgevoerd door het Gelders Genootschap. De gemeente werkt met een brede taakomschrijving van de welstandscommissie. Die omvat meer dan louter het (wettelijk) welstandstoezicht. Om effectief te kunnen adviseren over welstandsaspecten, is het ook noodzakelijk om de commissie te betrekken bij beleidsvelden als monumentenzorg, stedenbouw, openbare ruimte, cultuurhistorie en landschapsarchitectuur. Er is daarmee sprake van een integrale commissie, waarbij meerdere disciplines (al dan niet permanent) een rol hebben. Vandaar dat we niet meer spreken van de welstandscommissie, maar van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK). De gemeente geeft daarmee ook aan dat zij vraagstukken omtrent ruimtelijke kwaliteit voortaan integraal wil aanpakken. In een vroeg stadium van planontwikkeling worden meteen meerdere disciplines betrokken om zo goed en efficiënt mogelijk te kunnen werken, met als uiteindelijk doel een hogere kwaliteit van de gebouwde en openbare ruimte in Winterswijk.
Het oordeel van de welstandscommissie is volgens de Woningwet gericht op het uiterlijk én op de plaatsing van het bouwwerk. De commissie kijkt in de eerste plaats naar de invloed van het bouwwerk op de beeldkwaliteit van de omgeving, rekening houdend met verwachte ontwikkelingen. Tevens adviseert de commissie over de kwaliteit van het bouwwerk op zichzelf.
De welstandscommissie baseerde haar oordeel tot voor kort vooral op deskundigheid en ervaring. In voorkomende gevallen kon worden verwezen naar beleid, dat was vervat in ruimtelijke plannen, beeldkwaliteitplannen en sectoraal beleid. Vaak ook speelde precedentwerking een rol. Belangrijk was om de politieke en maatschappelijke haalbaarheid van een advies goed te kunnen inschatten. Een ‘redelijk’ advies moet immers in de praktijk uit te leggen en te handhaven zijn.
De wijze waarop het welstandtoezicht wordt uitgeoefend door het Gelders Genootschap is in de praktijk ontwikkeld in dialoog met de ledengemeenten. De rayonarchitect speelt daarbij als voorpost van de welstandscommissie een belangrijke rol. Minstens een keer in de twee weken bezoekt hij of zij de gemeente. Tijdens zijn bezoek worden veel bouwplannen afgehandeld en vindt overleg plaats met planindieners, beleidsambtenaren en het gemeentebestuur. Het vooroverleg met planindieners leidt in veel gevallen tot een resultaat, waarmee zowel de indiener als de openbare ruimte gebaat zijn. De meer complexe plannen gaan mee naar de commissie. De rayonarchitect gaat ter plekke kijken en maakt foto’s om zich een goed oordeel te kunnen vormen van de invloed van het plan op de omgeving.
De laatste jaren is een trend ingezet waarbij het welstandstoezicht meer transparant plaatsvindt. De rol van het vooroverleg is hierbij essentieel. Bovendien vergaderen steeds meer welstandscommissies in het openbaar. Dit past ook bij een samenleving die vraagt om meer rechtszekerheid en openheid rondom het welstandstoezicht. Wanneer men in een vroeg stadium bekend is met de eisen die gesteld worden aan een bouwplan is men veelal bereid hiermee rekening te houden. Veel onduidelijkheden over welstand worden weggenomen als vooraf helder wordt gemaakt welke kaders bij het welstandsoordeel een rol spelen. Deze kaders worden door het gemeentebestuur in deze welstandsnota vastgelegd.
Naast transparantie en rechtszekerheid, is ook toegankelijkheid een belangrijk aspect van de vernieuwing van het welstandstoezicht. De gemeente Winterswijk heeft daarom gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de Woningwet biedt, om een burgerlid in de welstandscommissie te benoemen. Het burgerlid is lid van de CRK, maar is ook aanwezig bij de mandaatzittingen van de rayonarchitect.
1.2 Doel van welstandsbeleid en welstandstoezicht
Het welstandsbeleid is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Het aanzicht van gebouwen en de inrichting van de openbare ruimte vormen de dagelijkse leefomgeving van de inwoners. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving draagt bij aan de belevingswaarde. Bovendien heeft dit een gunstige invloed op de waarde van het onroerend en het vestigingsklimaat.
Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.
1.3 Methodiek en totstandkoming van de welstandsnota
De eerste welstandsnota is in 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeenteraad heeft indertijd aangegeven de nota na een aantal jaren te evalueren en waar nodig bij te stellen. De raad heeft in 2008 een kadernotitie vastgesteld waarin is aangegeven op welke onderdelen de welstandsnota moet worden gewijzigd. In 2010 is de aangepaste nota vastgesteld door de raad. De nieuwe nota is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de gemeente en het Gelders Genootschap.
1.4 Gebruik van de welstandsnota
In de praktijk zal de welstandsnota als een praktisch naslagwerk worden gebruikt. De planindiener die wil weten wat de welstandscriteria voor zijn of haar bouwplan zijn, zal eerst kijken of het bouwplan valt onder de ‘veel voorkomende kleine bouwplannen’. Voor een dakkapel bijvoorbeeld – mits deze niet vergunningvrij is – volstaat het voor de planindiener om kennis te nemen van de betreffende welstandscriteria. Hij kan bij het Team Bouwen navragen of er in zijn straat een ‘standaarddakkapel’ als trendsetter is aangewezen en nagaan of er voor het betreffende gebied nog iets bijzonders over dakkapellen wordt gezegd. Met deze informatie heeft de planindiener voldoende gegevens om een dakkapel te realiseren die voldoet aan redelijke eisen van welstand. De welstandsbeoordeling kan dan vaak snel worden afgehandeld.
Wil de planindiener een andere dakkapel dan kan hij (liefst via de ontwerper) daarover in overleg treden met de afdeling bouw- en woningtoezicht. Het bouwplan wordt dan, eventueel als vooroverleg, aan de welstandscommissie voorgelegd.
Voor alle bouwplannen die niet vergunningvrij zijn en niet vallen onder de lijst van veel voorkomende kleine bouwplannen gelden de gebiedsgerichte welstandscriteria, en indien van toepassing de criteria voor specifieke bebouwingstypen. Deze welstandscriteria zijn minder ‘objectief’ en concreet dan de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn geen absolute maar relatieve welstandscriteria die ruimte laten voor interpretatie in het licht van het concrete bouwplan. Die interpretatie kan in een vroeg stadium al onderwerp van gesprek zijn met de welstandscommissie. Dit wordt zeker aanbevolen bij twijfel of grote afwijkingen van de criteria.
Criteria als stimulans voor kwaliteit
De criteria in deze nota vormen in de eerste plaats een vangnet en dienen om bouwplannen die het aanzien niet waard zijn, uit de gemeente te weren. Dat is formeel de bedoeling van het welstandstoezicht. Maar veel liever zien we bouwplannen waarbij de welstandscriteria worden gebruikt als opstapje, als middel om na te denken over de schoonheid van het bouwwerk in zijn omgeving.
In zo’n geval kan het zelfs voorkomen dat de gebiedsgerichte en de objectgerichte criteria ontoereikend zijn. Het kan gebeuren dat een plan wél voldoet aan redelijke eisen van welstand maar niet aan de gebiedsgerichte of de objectgerichte criteria. Daarom kunnen burgemeester en wethouders, na schriftelijk en gemotiveerd advies van de CRK, afwijken van deze criteria. Zie verder onder ‘Hardheidsclausule’ in hoofdstuk 2.
1.5 Leeswijzer
De welstandsnota koppelt inhoudelijke kennis aan juridisch houdbare criteria en efficiënte procedures. Bovendien moet de nota leesbaar, begrijpelijk en opwekkend zijn voor verschillende ‘gebruikers’. Dit programma van eisen levert een gelaagde nota op waarin welstandscriteria in allerlei soorten en maten worden uitgewerkt. Daarbij is in ruime mate gebruik gemaakt van foto’s en voorbeelden.
In hoofdstuk 2 worden beleidsregels gegeven voor de uitvoering en de organisatie van de beleidstaak welstandszorg in de gemeente Winterswijk. Het gaat hierbij om de afstemming met andere beleidstaken van de gemeente, de communicatie en de procedures rond de welstandsadvisering. In 2.2 worden de taken en verantwoordelijkheden van de gemeente inzake het welstandsbeleid aangegeven. Paragraaf 2.3 legt de taakomschrijving, samenstelling en werkwijze van de welstandscommissie vast.
Hoofdstuk 3 geeft inzicht in de algemene welstandscriteria die bestaan uit een kwaliteitskader en een ruimtelijk kader. Het kwaliteitskader bestaat uit universele ontwerpprincipes die aan alle ontwerpopgaven ten grondslag liggen, los van de plek of het soort bouwwerk. Het ruimtelijk kader bestaat uit een beschrijving van de ruimtelijke karakteristiek van de gemeente Winterswijk. Voor de gemeente als geheel zijn globale ruimtelijke analyses gemaakt. Hierbij wordt, indien van toepassing, de relatie gelegd met het ruimtelijk beleid van de gemeente.
Aan de hand van zogenaamde “bouwstenen” wordt een overzicht verkregen van de verschillende soorten gebieden en bebouwing in de gemeente Winterswijk. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van “welstandsniveaus”.
In hoofdstuk 4 worden de welstandscriteria uitgewerkt per deelgebied en voor veel in de gemeente voorkomende gebouwtypologieën. Voor elk deelgebied in de gemeente zijn de gebiedskenmerken weergegeven en de welstandscriteria uitgewerkt. Daarbij wordt soms verwezen naar reeds bestaand beleid. Ook zijn welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken geformuleerd.
Hoofdstuk 5 omvat standaard sneltoetscriteria voor zogenaamde licht vergunningplichtige bouwplannen of kleine bouwwerken. In hoofdstuk 4 staat vermeld op welke gebieden deze van toepassing zijn.
