1. Inleiding
In deze nota is vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Oude IJsselstreek is geregeld. Tevens geeft deze nota uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel. Via deze nota voldoet de gemeente Oude IJsselstreek tevens aan de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo), het Besluit Omgevingsrecht (Bor) en de bepalingen in de Woningwet omtrent het welstandstoezicht.
Welstandstoezicht is niet nieuw. Het werd ooit ingesteld om te voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte zouden ontsieren. Op grond van de Woningwet beoordeelt een onafhankelijke commissie of een bouwwerk niet in strijd is met ‘redelijke eisen van welstand’ en adviseert daarbij het gemeentebestuur. Dit advies wordt door het gemeentebestuur meegewogen bij haar beslissing over het wel of niet verlenen van een bouwvergunning. Het oordeel van de welstandscommissie is volgens de Woningwet gericht op het uiterlijk én op de plaatsing van het bouwwerk. De commissie kijkt in de eerste plaats naar de invloed van het bouwwerk op de beeldkwaliteit van de omgeving, rekening houdend met verwachte ontwikkelingen. Tevens adviseert de commissie over de uiterlijke kwaliteit van het bouwwerk op zichzelf. De welstandscommissie baseert haar oordeel mede op deskundigheid, ervaring en kennis van de omgeving. In voorkomende gevallen kan worden verwezen naar beleid, dat is vervat in ruimtelijke plannen, beeldkwaliteitplannen en sectoraal beleid. Soms speelt ook de precedentwerking een rol. Belangrijk is de politieke en maatschappelijke haalbaarheid van een advies. Een ‘redelijk’ advies moet immers in de praktijk uit te leggen en te handhaven zijn.
De wijze waarop het welstandtoezicht wordt uitgeoefend door het Gelders Genootschap is in de praktijk ontwikkeld in dialoog met de ledengemeenten. De rayonarchitect speelt daarbij als voorpost van de commissie ruimtelijke kwaliteit een belangrijke rol. Minstens een keer in de twee weken bezoekt hij of zij de gemeente. Tijdens dit bezoek worden de meeste bouwplannen afgehandeld en vindt overleg plaats met planindieners, beleidsambtenaren en het gemeentebestuur. Het vooroverleg met planindieners leidt in veel gevallen tot een resultaat, waarmee zowel de indiener als de openbare ruimte gebaat zijn. Alleen de meer complexe plannen – grootschalige ruimtelijke en stedenbouwkundige ontwikkelingen gaan mee naar de commissie. De rayonarchitect gaat ter plekke kijken en maakt foto's om zich een goed oordeel te kunnen vormen van de invloed van het plan op de omgeving.
Het welstandstoezicht vindt in principe in de openbaarheid plaats. De rol van het vooroverleg is hierbij essentieel. De commissie ruimtelijke kwaliteit vergadert in het openbaar. Dit past bij een samenleving die vraagt om meer rechtszekerheid en openheid rondom het welstandstoezicht. Wanneer men in een vroeg stadium bekend is met de eisen die gesteld worden aan een bouwplan is men veelal bereid hiermee rekening te houden. Veel onduidelijkheden over welstand worden weggenomen als vooraf helder wordt gemaakt welke kaders bij het welstandsoordeel een rol spelen. Deze kaders worden door het gemeentebestuur in deze welstandsnota vastgelegd. De gemeente staat uiteraard open voor nieuwe inzichten en zal bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen desgewenst nieuwe welstandskaders vaststellen.
Methodiek en totstandkoming van de welstandsnota
De welstandsnota van de gemeente Oude IJsselstreek is vastgesteld in februari 2007. In 2009 en 2010 heeft een evaluatie van de welstandsnota plaatsgevonden, waaruit bleek dat op enkele onderdelen wijzigingen noodzakelijk waren. Dat betrof het protocol Kwaliteitsborging (2.3), dat een in de praktijk beter hanteerbare opzet moest krijgen. Verder was het nodig om welstandsbeleid op te stellen voor nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied. Ook moest de welstandsnota worden aangepast conform de nieuwe regelgeving van de Wabo en Bor. De aanpassingen zijn uitgevoerd door Gelders Genootschap, dat ook de eerdere versies van de welstandsnota heeft opgesteld.
De sneltoetscriteria zijn in deze nota vervallen, aangezien de Wabo geen licht-vergunningplichtige bouwwerken meer kent en de daaraan gekoppelde verplichting om deze aan zgn. loket- of sneltoetscriteria te toetsen. In hoofdstuk 5 zijn voor de kleine bouwwerken – voorzover nog vergunningplichtig onder het regime van het Bor – criteria opgenomen. Alle kleinere bouwwerken worden sinds 1 oktober 2010 door de rayonarchitect van de commissie ruimtelijke kwaliteit afgehandeld, aangezien de mogelijkheid van een ambtelijk mandaat met de Wabo is vervallen.
Gebruik van de welstandsnota
In de praktijk zal de welstandsnota als een praktisch naslagwerk worden gebruikt. De planindiener die wil weten wat de welstandscriteria voor zijn of haar bouwplan zijn, zal eerst kijken of het bouwplan valt onder de 'veel voorkomende kleine bouwplannen' (zie Hoofdstuk 5). Voor een dakkapel bijvoorbeeld - mits deze niet vergunningvrij is - volstaat het voor de planindiener om kennis te nemen van de betreffende welstandscriteria. Hij kan bij de afdeling Vergunningen en Handhaving navragen of er in zijn straat een 'standaarddakkapel' als maatgevend kan worden beschouwd en nagaan of er voor het betreffende gebied nog iets bijzonders over dakkapellen wordt gezegd. Met deze informatie heeft de planindiener voldoende gegevens om een dakkapel te realiseren die voldoet aan redelijke eisen van welstand. De welstandsbeoordeling kan dan vaak snel worden afgehandeld.
Wil de planindiener een andere dakkapel dan kan hij (liefst via de ontwerper) daarover in overleg treden met de afdeling Vergunningen en Handhaving. Het bouwplan wordt dan, eventueel als vooroverleg, aan de rayonarchitect voorgelegd. Deze toetst het bouwplan aan de daarvoor geldende criteria voor kleine bouwwerken (zie Hoofdstuk 5). Mocht er reden zijn om hiervan af te wijken, bijvoorbeeld omdat het plan niet voldoet aan de criteria, maar wel aan redelijke eisen van welstand, dan wordt het in eerste instantie getoetst aan de relevante gebiedscriteria en – mochten die ook geen uitsluitsel geven – aan de algemene criteria in de nota. In principe wordt het plan dan doorgeschoven naar de commissie.
De welstandscriteria in deze nota vormen in de eerste plaats een vangnet en dienen om bouwplannen die het aanzien niet waard zijn, uit de gemeente te weren. Dat is formeel de bedoeling van het welstandstoezicht. Maar veel liever zien we bouwplannen waarbij de welstandscriteria worden gebruikt als opstapje, als middel om na te denken over de schoonheid van het bouwwerk in zijn omgeving.
Leeswijzer
De welstandsnota moet inhoudelijke kennis koppelen aan juridisch houdbare criteria en efficiënte procedures. Bovendien moet de nota leesbaar, begrijpelijk en opwekkend zijn voor verschillende 'gebruikers'. Dit programma van eisen levert een gelaagde nota op waarin welstandscriteria in allerlei soorten en maten worden uitgewerkt. Daarbij is in ruime mate gebruik gemaakt van foto's en voorbeelden.
Gebiedscriteria, sneltoetscriteria en reclamebeleid
Wanneer u op zoek bent naar de welstandscriteria voor een bepaalde locatie kunt u het beste in hoofdstuk 4 het betreffende deelgebied of thema opzoeken. In de meeste situaties kunt u hiermee volstaan. Voor veel voorkomende kleine bouwwerken wordt u dan vaak doorverwezen naar hoofdstuk 5, waar de betreffende criteria zijn opgenomen.
Ook bij reclameaanvragen vraagt de gemeente een welstandsadvies. In hoofdstuk 6 staan de beoordelingscriteria, die op reclame van toepassing zijn. Uiteraard zijn ook de gebiedscriteria in hoofdstuk 4 van toepassing op reclame.
Algemene welstandscriteria
Hoofdstuk 3 geeft inzicht in de algemene welstandscriteria die bestaan uit een kwaliteitskader en een ruimtelijk kader. Het kwaliteitskader bestaat uit universele ontwerpprincipes die aan alle ontwerpopgaven ten grondslag liggen, los van de plek of het soort bouwwerk. Het ruimtelijk kader bestaat uit een beschrijving van de ruimtelijke karakteristiek van de gemeente. Voor de gemeente als geheel zijn globale ruimtelijke analyses gemaakt. Hierbij wordt de relatie gelegd met het ruimtelijk beleid van de gemeente.
Aan de hand van zogenaamde "bouwstenen" wordt een overzicht verkregen van de verschillende soorten gebieden en bebouwing in de gemeente. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van "welstandsniveaus". De algemene welstandscriteria vormen de grondslag voor de overige (gebieds)criteria. Ze zullen gebruikt worden bij de interpretatie van relatieve criteria en in bijzondere situaties.
In hoofdstuk 2 worden beleidsregels gegeven voor de uitvoering en de organisatie van de beleidstaak welstandszorg in de betreffende gemeente. Hoofdstuk 2.1 gaat over de afstemming met andere beleidstaken van de gemeente, de communicatie en de procedures rond de welstandsadvisering. In 2.2 worden de taken en verantwoordelijkheden van de gemeente inzake het welstandsbeleid aangegeven.