Welstand gemeente Druten
StartpaginaUw mening
Actueel
Contact
3.4 Verstedelijkingsstructuur

Het grondgebied van de gemeenten Maasdriel, West Maas en Waal en Druten bestaat uit een aantal verschillende gebieden met een gevarieerde ruimtelijke verschijningsvorm en functioneel gebruik.

De verstedelijking heeft zich in de loop van de geschiedenis aangesloten bij het landschap. Hierbij zijn de meeste kernen in de Bommelerwaard op de oeverwal(len) in het zuiden langs de Maas gelegen. Hurwenen en Rossum aan de Waal vormen hierop de uitzondering. De kern Heerewaarden op de smalle landstrook die de Bommelerwaard met het Land van Maas en Waal verbindt, is op de Maas georiënteerd en ligt ondanks de nabijheid van de Waal, volledig van deze rivier afgekeerd.

Ook in het Land van Maas en Waal is de situering van kernen duidelijk gerelateerd aan het landschap. Hierbij is er sprake van twee stroomruggen, zowel langs de Maas als Waal, waarop de verschillende kernen, zoals Dreumel, Wamel en Druten zijn ontstaan. Er is echter een sterk verschil in ontwikkeling te zien tussen de noordelijke reeks Waaldorpen en de zuidelijke reeks kleinere Maasdorpen. Dit is mede veroorzaakt door de bredere oeverwal langs de Waal en de langsliggende dijkloop die van oudsher samen met de rivier als de twee belangrijkste verkeersroutes van het gebied golden. Aangezien Druten niet aan de Maas gelegen is, komen hier derhalve ook geen Maasdorpen voor.

De kernen Altforst en Horssen vormen op bovenstaande echter een uitzondering. Altforst is gelegen in het komgrondgebied op een uitloper van de zuidelijke stroomrug, terwijl Horssen de meest westelijk gelegen kern is van een reeks dorpen die gelegen zijn op de daar aanwezige rivierstuifduinen in het komgrondgebied.

De meeste kernen kunnen worden getypeerd als kerkdorpen, waarbij het historische deel van het dorp is ontstaan aan een dijkloop. Bij het kruispunt van enkele dijken en/of straatwegen is veelal de dorpskern tot ontwikkeling gekomen. Vooral na de WOII zijn enkele dorpskernen verder gegroeid middels planmatige uitbreidingen, vooral gesitueerd in de naastgelegen poldergebieden. Hierdoor is er een duidelijk verschil in ruimtelijke verschijningsvorm te zien tussen de gegroeide historische dorpskern en de latere planmatige uitbreidingen, wat betreft o.a. situering, differentiatie en omvang.

Naast de verschillende kernen komen er in de drie gemeenten enkele kleine gehuchten of clusters van bebouwing voor alsmede een groot aantal bebouwingslinten. Hierbij is er een grote variatie aanwezig in zowel locatie, omvang als mate van verstedelijking van de linten.

De verschillende lintstructuren kunnen worden ingedeeld in twee kenmerkende typen; de dorpslinten en de agrarische linten. Als voorbeeld van de meer verstedelijkte dorpslinten geldt Greffeling. Deze linten liggen direct naast of tussen de kernen en/of de bebouwing is zodanig gesitueerd dat het lint een dorpsachtig karakter krijgt. Daarbij komen er naast de agrarische bebouwing veelal ook enige voorzieningen en woonhuizen voor. Moleneind in de gemeente Druten is een voorbeeld van een agrarisch lint met meer verspreide bebouwing die hoofdzakelijk een agrarische bestemming heeft.

Een veel voorkomend type van agrarische bebouwing in het rivierengebied is het zogenaamde T-huis of T-boerderij. In het vruchtbare rivierengebied is de T-boerderij uit het hallehuis ontstaan, waarbij het woongedeelte met kap dwars op de schuur staat. Het huis werd in veel gevallen verhoogd om extra bescherming te bieden bij een overstroming en om over de dijk te kunnen kijken. Karakteristiek bij dergelijke boerderijen in onder andere de Bommelerwaard is de dakoverstek boven de deeldeuren.

Het nieuwe gemeentehuis te Druten.Karakteristieke bebouwing in de historische kern van Druten.De gecombineerde gemeentewerf en brandweerkazerne langs de doorgaande Van Heemstraweg.De nieuwbouwwijk Buitenhof.De Oude Toren van Puiflijk is hoog en droog gelegen op een terp.Planmatige naoorlogse woningbouw.