3.2 Landschapsontwikkeling
De gemeenten Druten, Maasdriel en West Maas en Waal liggen in het zuidelijke deel van het Gelderse rivierengebied in de Bommelerwaard en het Land van Maas en Waal. Het gebied ligt ineengeklemd tussen de Maas en de Waal en deze rivieren vormen tevens grotendeels de natuurlijke begrenzing van de verschillende gemeenten.
Vorming
Het rivierengebied bestaat uit fluviatiele (door stromend water gevormde) afzettingen uit het Holoceen. Door de meanderende rivieren werden deeltjes als zand en klei afgezet in het stroomgebied.
Deze afzettingen kunnen onderverdeeld worden in stroomgordelafzettingen (bestaande uit zand en zavel) en komafzettingen (bestaande uit zware klei). De sedimentatie heeft enerzijds de zanderige stroomruggen en anderzijds de ingeklonken komgronden gevormd. Daarnaast zijn in het Land van Maas en Waal rivierduinen of 'donken' ontstaan door het opwaaien van materiaal uit de versmallende rivierbeddingen. Deze duinen vormen zanderige, hoger gelegen terreinen in het komgebied.
Het reliëf in het landschap is zeer gering. De hoogteverschillen tussen oeverwallen en kommen bedragen niet meer dan een paar meter. De kommen zijn in de loop van de tijd lager komen te liggen door de inklinking van de keigrond. De stroomruggen daarentegen zijn de hogere gronden vanwege de aanwezige zandgrond. De 'hoogste' elementen in het landschap zijn de aangelegde dijken. De verschillen in bodemtype zijn duidelijk terug te vinden in de oorspronkelijke begroeiing van het landschap. Op de drogere stroomruggen/ oeverwallen kwamen loofbossen voor, terwijl op de natte kleigrond in de kommen vooral rietmoerassen en enkele bossen voorkwamen.
Ontwikkeling
Het rivierengebied en de loop van de rivieren zijn sterk veranderd door de jaren heen. Van meanderende rivieren met een groot stroomgebied zijn ze getransformeerd tot rivieren met weinig bochten, in een keurslijf geperst door de aangelegde dijken. De grote stroomruggen/oeverwallen die overwegend zijn ontstaan in het Holoceen, werden reeds vroeg gebruikt voor bewoning. De oeverwallen waren relatief veilig en hadden een betere waterhuishouding dan de naastgelegen komgronden. Hier ontstonden daardoor esdorpen (zonder de woeste gronden) met een onregelmatige blokverkaveling. De komgronden zijn pas na de bedijking tussen 1000 en 1300 in gebruik genomen.
De bedijking is een van de grootste menselijke ingrepen in het rivierenland geweest. Door de bouw van de dijken konden de laaggelegen, zware komgronden worden ontgonnen. De eerste kaden en dijken liepen dan ook niet evenwijdig aan de rivier, maar er juist dwars op. Deze zijdwenden of dwarsdijken beschermden de westelijk ervan gelegen, lagere gronden tegen overstromingen en instroming van water uit bovenstrooms gelegen gebieden. Op den duur werd het gehele dorpsgebied omgeven door een kade of dijk en vormde zo de dorpspolder. De voortdurende verhoging van de dijken en het feit dat steeds minder water via de kommen kon afvloeien, leidde tot een verhoging van de waterstand in de rivier, en daarmee tot een vergroting van het gevaar op dijkdoorbraken. Bij deze doorbraken ontstonden zogenaamde wielen en dijkdoorbraakafzettingen of overslaggronden. De dijken werden veelal na een doorbraak om het wiel aangelegd, waardoor de dijken een sterk slingerend verloop kregen. Als gevolg van de grote regelmaat aan dijkdoorbraken gingen de bewoners hun erf ophogen. Deze terpachtige ontwikkeling is in deze regio bekend als een zogenaamde 'woerd'.
De grootschalige ingrepen in de loop van de rivieren waren te wijten aan de noodzaak om maatregelen te treffen tegen overstromingen, de verbetering van de afwatering en de wens om tol te heffen en de scheepvaartbelangen te kunnen beschermen in geval van oorlog. Er werden overlaten en afvoerkanalen aangelegd. De rivieren werden gekanaliseerd en het afvoerregime gereguleerd door de bouw van stuwwen en dammen. Pas na de Maaskanalisatie, de aanleg van het Kanaal van Sint Andries en de demping van het gat bij Heerewaarden in de 19e eeuw, kon de waterbeheersing in de binnendijkse gebieden sterk worden verbeterd.